ECLI:NL:RVS:2007:BA5490

Raad van State

Datum uitspraak
16 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702384/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor dienstwoning in 's-Hertogenbosch

Op 16 mei 2007 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het betreft een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch, dat op 18 oktober 2005 een vrijstelling en bouwvergunning heeft verleend voor het bouwen van een dienstwoning op een perceel in 's-Hertogenbosch. Verzoekers hebben op 30 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 4 april 2007, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 22 februari 2007 het beroep van verzoekers ongegrond heeft verklaard. Tevens hebben verzoekers verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 mei 2007, waar verzoekers, bijgestaan door J.F.M. van Miltenburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. I. de Leeuw, aanwezig waren. Ook vergunninghoudster was vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houten en Th. van Pinxteren. De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel van de voorzieningenrechter voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat het college het bouwplan niet heeft getoetst aan het criterium van de continuïteit van de bedrijfsvoering van vergunninghoudster, zoals neergelegd in het bestemmingsplan "Buitengebied".

Na afweging van de betrokken belangen heeft de Voorzitter besloten om de voorlopige voorziening te treffen. Hij heeft het besluit van het college van 5 december 2006, dat het bezwaar van verzoekers ongegrond verklaarde, en het besluit van 18 oktober 2005, waarbij de bouwvergunning werd verleend, geschorst. Tevens is de gemeente 's-Hertogenbosch gelast om het griffierecht van € 214,00 aan verzoekers te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 16 mei 2007.

Uitspraak

200702384/2.
Datum uitspraak: 16 mei 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 07/244 en 07/245 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 22 februari 2007 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 18 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een dienstwoning op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 5 december 2006 heeft het college, voor zover thans van belang, het door verzoekers daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 februari 2007, verzonden op 23 februari 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door verzoekers daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 30 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 4 april 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 30 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 4 april 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 mei 2007, waar verzoekers, in persoon en bijgestaan door J.F.M. van Miltenburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. I. de Leeuw, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster, als belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houten en Th. van Pinxteren, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    De Voorzitter acht niet buiten twijfel dat het oordeel van de voorzieningenrechter, dat het college het bouwplan terecht niet heeft getoetst aan het in artikel 3, vijfde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" neergelegde criterium dat de continuïteit van de bedrijfsvoering van vergunninghoudster op langere termijn aannemelijk dient te zijn, in de bodemprocedure in stand zal blijven. Gelet hierop, en na afweging van de betrokken belangen, ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.3.    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch van 5 december 2006, kenmerk SO/JUR p.v.: 50262, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch van 18 oktober 2005, kenmerk SOB0009930;
II.    gelast dat de gemeente 's-Hertogenbosch aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 214,00 (zegge: tweehonderdveertien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump                          w.g. Van Roessel
Voorzitter                          ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2007
457