ECLI:NL:RVS:2007:BA5982

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605756/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • J.R. Schaafsma
  • H. Borstlap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een revisievergunning voor varkenshouderij op basis van de Wet milieubeheer

In deze zaak heeft de Raad van State op 30 mei 2007 uitspraak gedaan over de weigering van een revisievergunning voor een varkenshouderij. De appellante had op 4 juli 2006 een aanvraag ingediend voor een revisievergunning op twee percelen, gelegen op een afstand van ongeveer 340 meter van elkaar. De gemeente Maasbree, als verweerder, heeft deze aanvraag geweigerd op basis van artikel 8.4 van de Wet milieubeheer. De weigering werd op 13 juli 2006 ter inzage gelegd, waarna de appellante op 4 augustus 2006 beroep heeft ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 13 februari 2007 werd de zaak behandeld, waarbij de appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. G.R.A.G. Goorts, en de verweerder door mr. J.J.J. de Rooij en mr. drs. J.M. van Hest. De Raad van State overwoog dat de afstand tussen de twee varkenshouderijen te groot was om deze als één inrichting te beschouwen, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer. Dit artikel stelt dat installaties die tot dezelfde onderneming behoren en onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben, als één inrichting worden beschouwd, mits ze in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.

De Raad concludeerde dat de afstand tussen de varkenshouderijen niet voldeed aan deze eis, waardoor de vergunningverlening in strijd zou zijn met de wet. Het beroep van de appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Wet milieubeheer en de voorwaarden voor het verlenen van vergunningen voor varkenshouderijen.

Uitspraak

200605756/1.
Datum uitspraak: 30 mei 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasbree,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2006 heeft verweerder geweigerd appellante een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer te verlenen voor een varkenshouderij op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats]. Dit besluit is op 13 juli 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 3 augustus 2006, bij de
Raad van State ingekomen op 4 augustus 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 11 oktober 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. G.R.A.G. Goorts, advocaat te Deurne, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg, en mr. drs. J.M. van Hest, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wetten doorgevoerde wetswijzigingen niet van toepassing zijn op het geding.
2.2.    Appellante heeft vergunning gevraagd voor een inrichting bestaande uit twee varkenshouderijen. De ene varkenshouderij is gevestigd op het perceel [locatie 1] en de andere varkenshouderij is gevestigd op het perceel [locatie 2]. De afstand tussen de varkenshouderijen bedraagt hemelsbreed ongeveer 340 meter en over de weg ten minste 400 meter.
2.2.1.    Ingevolge artikel 1.1, vierde lid, tweede volzin, van de Wet milieubeheer worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen.
2.2.2.    Gezien de afstand tussen deze varkenshouderijen is er geen sprake van installaties die in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. Reeds hierom kunnen de twee varkenshouderijen niet tezamen worden aangemerkt als één inrichting.
2.2.3.    Gelet op het voorgaande zou vergunningverlening conform de aanvraag in strijd zijn met artikel 1.1, vierde lid, tweede volzin, van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Verweerder heeft daarom terecht, zij het op andere gronden, geweigerd de gevraagde vergunning te verlenen.
2.3.    Het beroep is ongegrond.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en drs. H. Borstlap, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd              w.g. Van Hardeveld
Voorzitter                                  ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2007
312-493.