ECLI:NL:RVS:2007:BA5991

Raad van State

Datum uitspraak
24 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702795/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • M.A.G. Stolker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake uitvoer van afvalstoffen naar China

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 'Europe Metals B.V.' een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening bij de Raad van State. Dit verzoek volgde op een brief van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, waarin werd aangegeven dat voor de voorgenomen uitvoer van afvalstoffen naar China kennisgeving moest worden gedaan overeenkomstig Verordening 259/93/EEG. De brief van 4 april 2007, waartegen bezwaar werd gemaakt, bevatte een uitleg van de Staatssecretaris over de uitoefening van zijn bevoegdheden en de noodzaak van de kennisgevingsprocedure. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 mei 2007, waarbij zowel verzoekster als verweerder vertegenwoordigd waren door hun respectieve advocaten. De Voorzitter oordeelde dat de brief van 4 april 2007 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, omdat deze niet op rechtsgevolg was gericht. Daarom werd het bezwaar van verzoekster niet-ontvankelijk verklaard en werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 24 mei 2007.

Uitspraak

200702795/1.
Datum uitspraak: 24 mei 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
"Europe Metals B.V.", gevestigd te Heeze,
verzoekster,
en
de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, thans de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij brief van 4 april 2007 heeft verweerder verzoekster geantwoord dat voor de door haar voorgenomen uitvoer van afvalstoffen naar China kennis moet worden gegeven overeenkomstig Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en vanuit de Europese Gemeenschap (hierna: de Verordening).
Tegen die brief heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 20 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 mei 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. Veldhoven, advocaat te Den Haag, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.A.G. Welschen, ambtenaar van het ministerie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij besluit van 26 juni 2004 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd voor overbrenging van afvalstoffen in strijd met artikel 26 van de Verordening.
2.2.    De brief van 4 april 2007 behelst een reactie van verweerder op vragen van verzoekster omtrent het voornemen om bepaalde afvalstoffen over te brengen naar China.
2.3.    In die brief geeft verweerder verzoekster te kennen - kort gezegd - op welke lijst hij de door haar genoemde afvalstoffen zal indelen, dat voor de overbrenging van die stoffen de kennisgevingsprocedure op grond van de Verordening moet worden gevolgd en dat het niet volgen van die procedure een overtreding is waarvoor een dwangsom wordt verbeurd.
2.4.    Naar het oordeel van de Voorzitter bevat de brief van 4 april 2007 alleen een uitleg van verweerder over de uitoefening van zijn bevoegdheden en doet die brief niet toe of af aan het dwangsombesluit. De brief is niet op rechtsgevolg gericht en is daarom geen besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. De Voorzitter gaat er dan ook van uit dat verweerder het tegen die brief gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaart. Daarom wijst de Voorzitter het verzoek af.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door Mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van Mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll                    w.g. Stolker
Voorzitter                 ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2007
157