ECLI:NL:RVS:2007:BA5999
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- R.W.L. Loeb
- J.H. Roelfsema
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor kantoorgebouw met woonruimte in Bussum
Op 19 juli 2006 verleende het college van burgemeester en wethouders van Bussum een bouwvergunning eerste fase voor het oprichten van een kantoorgebouw met woonruimte op een specifiek perceel. Verzoekers, wonend te [woonplaats], maakten bezwaar tegen dit besluit, dat op 9 oktober 2006 ongegrond werd verklaard. Hierop volgde een beroep bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 29 maart 2007 het beroep eveneens ongegrond verklaarde. Verzoekers stelden vervolgens hoger beroep in bij de Raad van State en vroegen om een voorlopige voorziening.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelde het verzoek op 15 mei 2007. Tijdens de zitting waren de verzoekers, hun gemachtigden, en vertegenwoordigers van het college en de vergunninghouder aanwezig. De Voorzitter overwoog dat genomen besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt des te meer nu de rechter in eerste aanleg het beroep ongegrond had verklaard.
De argumenten van verzoekers gaven geen aanleiding om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De Voorzitter concludeerde dat, zelfs als de vrijstelling niet op de juiste grondslag was verleend, de afwijkingen van het bestemmingsplan waarschijnlijk gelegaliseerd zouden worden. De uitvoering van het bouwplan zou niet leiden tot onomkeerbare gevolgen, en vergunninghouder zou de werkzaamheden op eigen risico uitvoeren. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.