200703037/2.
Datum uitspraak: 1 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/296 van de rechtbank Middelburg van 17 april 2007 in het geding tussen:
de stichting "Stichting Het Wantij",
Bij besluit van 31 oktober 2005 heeft verzoeker aan de gemeente Dordrecht een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een beweegbare fietsbrug op het perceel Badweg/Wantijdijk, kadastraal bekend gemeente Dordrecht, sectie Y, nr. 4892 (hierna: het perceel).
Bij besluit van 21 februari 2006 heeft verzoeker het door de stichting "Stichting Het Wantij" (hierna: de stichting) en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 april 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door onder meer de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, verzoeker opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen en het besluit van 31 oktober 2005 geschorst tot zes weken na bekendmaking van dat besluit.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2007, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 mei 2007, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.H. Luigies, advocaat te Rotterdam, en de stichting, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Zebel-Vaudo, advocaat te Dordrecht, zijn verschenen.
2.1. De brug overspant een waterloop, waarvan de beide oevers tot het perceel behoren.
De gronden op de linkeroever hebben ingevolge het daar geldende bestemmingsplan "De Vlij en omgeving" de bestemmingen "Waterstaatsdoeleinden met natuurwetenschappelijke waarden", "Groenvoorzieningen-park", "Waterwingebied" en "Waterkering". De gronden op de rechteroever hebben ingevolge het daar geldende bestemmingsplan "Dordwijkzone, westzijde rondweg" de bestemmingen "Waterstaatsdoeleinden met natuurwetenschappelijke waarden", "Groenvoorzieningen", "Waterwingebied" en "Waterkering".
2.2. Deze procedure leent zich niet voor beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank dat de fietsbrug als zodanig niet met deze bestemmingsplannen in strijd is, maar de op de bouwtekening tevens aangebrachte kelderruimte, waarin de technische installatie van de brug is geplaatst, wel met het bestemmingsplan "De Vlij en omgeving" juist is.
2.3. Ook indien echter het bouwplan in strijd is met één of beide bestemmingsplannen, bestaan naar voorlopig oordeel geen aanknopingspunten voor de conclusie dat geen vrijstelling daarvan verleend mag worden om de constructie van die kelder mogelijk te maken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in de in 2004 en 2005 in werking getreden bestemmingsplannen neergelegde bestemmingen "Groenvoorzieningen" en "Waterstaatsdoeleinden met natuurwetenschappelijke waarden" is voorzien in de oprichting van een brug op deze locatie. Bovendien heeft het waterschap Hollandse Delta op 11 oktober 2005 krachtens de Keur van het voormalige waterschap De Groote Waard vergunning verleend voor de bouwwerkzaamheden en heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij besluit van 13 oktober 2006 ten behoeve van de brug ontheffing ingevolge de Flora- en Faunawet verleend. Voldoende aannemelijk is tenslotte dat verzoekster schade lijdt ten gevolge van de schorsing van het besluit van 31 oktober 2005. Onder die omstandigheden bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorziening.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
heft de schorsing van het besluit van 31 oktober 2005, reg. A nummer: 756-2005, op.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Willems
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2007