ECLI:NL:RVS:2007:BA6479

Raad van State

Datum uitspraak
1 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703037/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • J. Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor beweegbare fietsbrug in Dordrecht

Op 1 juni 2007 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning voor een beweegbare fietsbrug in Dordrecht. De gemeente Dordrecht had op 31 oktober 2005 een reguliere bouwvergunning verleend voor de oprichting van de brug op het perceel Badweg/Wantijdijk. De stichting 'Stichting Het Wantij' had bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank Middelburg op 17 april 2007, waarin het bezwaar gegrond werd verklaard en de bouwvergunning werd vernietigd. De rechtbank verplichtte de gemeente om een nieuw besluit op bezwaar te nemen en schorste de bouwvergunning tot zes weken na de bekendmaking van dat nieuwe besluit.

Tegen deze uitspraak heeft de gemeente hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 24 mei 2007 behandeld. Tijdens de zitting waren zowel de gemeente, vertegenwoordigd door mr. H.H. Luigies, als de stichting, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Zebel-Vaudo, aanwezig.

De Voorzitter overwoog dat de brug een waterloop overspant en dat de bestemmingsplannen voor de omliggende gronden ruimte bieden voor de oprichting van de brug. Er werd geen definitieve uitspraak gedaan over de vraag of de bouwtekening met de aangebrachte kelderruimte in strijd is met de bestemmingsplannen. De Voorzitter concludeerde dat er geen redenen waren om de bouwvergunning niet te honoreren, vooral gezien de reeds verleende vergunningen door het waterschap en de minister. De schorsing van de bouwvergunning werd opgeheven, wat betekent dat de gemeente verder kan met de bouw van de brug.

Uitspraak

200703037/2.
Datum uitspraak: 1 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende de hoger beroepen van onder meer:
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/296 van de rechtbank Middelburg van 17 april 2007 in het geding tussen:
de stichting "Stichting Het Wantij",
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 31 oktober 2005 heeft verzoeker aan de gemeente Dordrecht een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een beweegbare fietsbrug op het perceel Badweg/Wantijdijk, kadastraal bekend gemeente Dordrecht, sectie Y, nr. 4892 (hierna: het perceel).
Bij besluit van 21 februari 2006 heeft verzoeker het door de stichting "Stichting Het Wantij" (hierna: de stichting) en anderen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 april 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door onder meer de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, verzoeker opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen en het besluit van 31 oktober 2005 geschorst tot zes weken na bekendmaking van dat besluit.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer verzoeker bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2007, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 mei 2007, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.H. Luigies, advocaat te Rotterdam, en de stichting, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. Zebel-Vaudo, advocaat te Dordrecht, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De brug overspant een waterloop, waarvan de beide oevers tot het perceel behoren.
De gronden op de linkeroever hebben ingevolge het daar geldende bestemmingsplan "De Vlij en omgeving" de bestemmingen "Waterstaatsdoeleinden met natuurwetenschappelijke waarden", "Groenvoorzieningen-park", "Waterwingebied" en "Waterkering". De gronden op de rechteroever hebben ingevolge het daar geldende bestemmingsplan "Dordwijkzone, westzijde rondweg" de bestemmingen "Waterstaatsdoeleinden met natuurwetenschappelijke waarden", "Groenvoorzieningen", "Waterwingebied" en "Waterkering".
2.2.    Deze procedure leent zich niet voor beantwoording van de vraag of het oordeel van de rechtbank dat de fietsbrug als zodanig niet met deze bestemmingsplannen in strijd is, maar de op de bouwtekening tevens aangebrachte kelderruimte, waarin de technische installatie van de brug is geplaatst, wel met het bestemmingsplan "De Vlij en omgeving" juist is.
2.3.    Ook indien echter het bouwplan in strijd is met één of beide bestemmingsplannen, bestaan naar voorlopig oordeel geen aanknopingspunten voor de conclusie dat geen vrijstelling daarvan verleend mag worden om de constructie van die kelder mogelijk te maken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in de in 2004 en 2005 in werking getreden bestemmingsplannen neergelegde bestemmingen "Groenvoorzieningen" en "Waterstaatsdoeleinden met natuurwetenschappelijke waarden" is voorzien in de oprichting van een brug op deze locatie. Bovendien heeft het waterschap Hollandse Delta op 11 oktober 2005 krachtens de Keur van het voormalige waterschap De Groote Waard vergunning verleend voor de bouwwerkzaamheden en heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij besluit van 13 oktober 2006 ten behoeve van de brug ontheffing ingevolge de Flora- en Faunawet verleend. Voldoende aannemelijk is tenslotte dat verzoekster schade lijdt ten gevolge van de schorsing van het besluit van 31 oktober 2005. Onder die omstandigheden bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorziening.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
heft de schorsing van het besluit van 31 oktober 2005, reg. A nummer: 756-2005, op.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb                             w.g. Willems
Voorzitter                                  ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2007
412