ECLI:NL:RVS:2007:BA7034

Raad van State

Datum uitspraak
4 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702717/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van last onder dwangsom wegens overtreding geluidvoorschriften door muziekvereniging

In deze zaak heeft de Raad van State op 4 juni 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van de vereniging "Chr. Muziekvereniging DAP" uit Apeldoorn. De vereniging had een last onder dwangsom opgelegd gekregen van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn op 3 oktober 2006, omdat zij volgens de gemeente de geluidvoorschriften uit het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen milieubeheer had overtreden. Dit besluit was gebaseerd op een geluidonderzoek dat op 8 april 2004 was uitgevoerd.

Verzoekster heeft op 16 april 2007 beroep ingesteld tegen het besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 21 mei 2007 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak de zaak behandeld. Verzoekster voerde aan dat het geluidonderzoek niet representatief was en niet meer actueel, omdat er sindsdien nieuwe gebouwen in de nabijheid waren opgetrokken en de oefenlocatie was veranderd. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders, stelde dat de buitenrepetities sindsdien niet wezenlijk waren veranderd en dat het geluidonderzoek nog steeds relevant was.

De Voorzitter oordeelde dat er sinds het geluidonderzoek in 2004 geen nieuwe metingen waren verricht en dat verweerder niet had aangetoond dat er ten tijde van het bestreden besluit een overtreding van de geluidvoorschriften plaatsvond. Daarom was verweerder niet bevoegd om handhavend op te treden. De Voorzitter schorste het besluit van 3 oktober 2006 en het besluit van 9 maart 2007, en veroordeelde de gemeente Apeldoorn tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de handhaving van geluidvoorschriften in de context van lokale muziekverenigingen.

Uitspraak

200702717/2.
Datum uitspraak: 4 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging "Chr. Muziekvereniging DAP", gevestigd te Apeldoorn,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 oktober 2006 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd vanwege het overtreden van de geluidvoorschriften uit voorschrift 1.1.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen milieubeheer.
Bij besluit van 9 maart 2007, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 16 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 18 april 2007, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 21 mei 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door A.J. Westerveld en S. van der Meulen, gemachtigden, en verweerder, vertegenwoordigd door R.A. Feber en H.J.M. Langes, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Bij het besluit van 3 oktober 2006 heeft verweerder aan verzoekster een dwangsom opgelegd wegens het volgens verweerder bij het uitvoeren van buitenrepetities overschrijden van de in voorschrift 1.1.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen milieubeheer voorgeschreven maximaal toegestane geluidniveaus. Dit besluit is gebaseerd op een op 8 april 2004 uitgevoerd geluidonderzoek.
2.3.    Verzoekster voert aan dat het geluidonderzoek niet aan het bestreden besluit ten grondslag kon worden gelegd, omdat dit onderzoek niet onder representatieve weersomstandigheden heeft plaatsgevonden en bovendien niet meer actueel is, omdat ter plaatse een uit meerdere bouwlagen opgetrokken sportschool en een eveneens uit meerdere bouwlagen bestaand appartementengebouw zijn gebouwd. Tevens wordt volgens verzoekster thans op een ander deel van de inrichting geoefend en niet meer in de richting van de bebouwing gespeeld. Volgens verzoekster staat daarom geenszins vast dat ten tijde van het bestreden besluit nog steeds een overtreding van genoemd voorschrift plaatsvond.
2.4.    Verweerder betoogt dat hij het geluidonderzoek uit 2004 aan het bestreden besluit ten grondslag kon leggen, omdat de buiten gehouden repetities sindsdien niet wezenlijk zijn veranderd.
2.5.    De Voorzitter stelt vast dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat sinds het op 8 april 2004 uitgevoerde geluidonderzoek geen geluidmetingen hebben plaatsgevonden. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat verweerder niet heeft vastgesteld dat er ten tijde van het bestreden besluit een overtreding van voorschrift 1.1.1 van het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen milieubeheer plaatsvond. Verweerder was dan ook niet bevoegd ter zake handhavend op te treden. Het verzoek komt voor inwilliging in aanmerking. Het bestreden besluit en het besluit van 3 oktober 2006 dienen te worden geschorst.
2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn van 3 oktober 2006, kenmerk 3768800, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn van 9 maart 2007, kenmerk PD/JAV/CK/ 003803206;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 48,59 (zegge: achtenveertig euro negenenvijftig), het dient door de gemeente Apeldoorn aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de gemeente Apeldoorn aan verzoekster het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld                                      w.g. Klap
Voorzitter                                         ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2007
315