ECLI:NL:RVS:2007:BA7035

Raad van State

Datum uitspraak
5 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703147/1 en 200703147/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • J. Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning en vrijstelling voor voorzieningen ten behoeve van dagopvang voor gehandicapten en speeltuin in Hof van Twente

Op 5 juni 2007 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente. Dit college had op 25 september 2006 vrijstelling en een bouwvergunning verleend voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van dagopvang en een speeltuin, alsook een parkeerterrein op een perceel aan de Lintelerweg te Goor. Appellanten, bewoners van de Lintelerweg, stelden dat deze vergunning in strijd was met de voorwaarden van een koopovereenkomst uit 1981, waarin was afgesproken dat de Lintelerweg alleen toegankelijk zou zijn voor langzaam verkeer en dat gemotoriseerd verkeer enkel was toegestaan voor aanwonenden.

De Raad van State heeft de zaak behandeld na een verzoek om een voorlopige voorziening van de appellanten, die op 24 mei 2007 ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat het college van burgemeester en wethouders in redelijkheid de vrijstelling heeft kunnen verlenen, ondanks de bezwaren van de appellanten. De Voorzitter oordeelde dat de verkeersveiligheid en de voorkeur voor de hoofdtoegang via de Lintelerweg en Deldenseweg niet onredelijk waren, en dat de maatregelen die het college had genomen om de verkeershinder te verminderen, voldoende waren.

Het hoger beroep van de appellanten werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo werd bevestigd. De Raad van State wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 5 juni 2007.

Uitspraak

200703147/1 en 200703147/2.
Datum uitspraak: 5 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellant A] en [appellant B], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 07/221 en 07/222 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 16 april 2007 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van dagopvang / tijdsbesteding voor gehandicapten annex speeltuin en een parkeerterrein op het perceel, kadastraal bekend gemeente Goor, sectie A, nummer 3255, plaatselijk bekend Lintelerweg ongenummerd te Goor (hierna: het perceel).
Bij besluit van 23 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 april 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 3 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 3 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2007, hebben appellanten de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 mei 2007, waar appellanten, in persoon en bijgestaan door mr. J.F.C.M. Mulders, gemachtigde, en het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente, vertegenwoordigd door mr. P. Braamhaar, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord Speeltuinvereniging "Kindvriendelijk Goor", vertegenwoordigd door A.J.G. Brunnekreef, gemachtigde.
2.    Overwegingen
2.1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2.    Vaststaat en niet in geschil is dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplannen "Sportveldencomplex Heeckeren, herziening 1999-1" en "Sportveldencomplex Heeckeren, herziening 1996-1".
Het perceel is in 1981 door [vader] van [appellant A], verkocht en in eigendom overgedragen aan de gemeente. Daarbij is overeengekomen dat de gemeente zodanige maatregelen zal treffen dat het overgenomen gedeelte van de Lintelerweg alleen toegankelijk is voor langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer daarop slechts is toegestaan aan aanwonenden.
2.3.    Appellanten - die aan de Linterlerweg woonachtig zijn - betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college gelet op de hiervoor weergegeven voorwaarde in de koopovereenkomst, niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen voor de aanleg van het parkeerterrein aan het begin van de Lintelerweg aan de zijde van de Deldenseweg. Zij stellen dat nu de parkeerplaats slechts bereikbaar is via de Lintelerweg met het verlenen van vrijstelling wordt gehandeld in strijd met bedoelde voorwaarde.
Dit betoog kan niet leiden tot het ermee beoogde doel. Daargelaten of de door appellanten aan de voorwaarde gegeven uitleg juist is, komt daaraan niet het gewicht toe dat zij daaraan toekennen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de hoofdtoegang tot het perceel via de Lintelerweg en de Deldenseweg, als gebiedsontsluitingsweg, uit het oogpunt van verkeersveiligheid de voorkeur heeft boven de ontsluitingsroute via de Mossendamseweg omdat laatstbedoelde route door een woonwijk leidt. Dat standpunt acht de Voorzitter niet onredelijk. De Lintelerweg wordt vanaf het parkeerterrein, behoudens voor bestemmingsverkeer, afgesloten voor gemotoriseerd verkeer. Voldoende aannemelijk is geworden dat de door appellanten ervaren verkeershinder door die maatregelen zal afnemen ten opzichte van de bestaande situatie waarin deze weg wordt gebruikt door gemotoriseerd verkeer en daarop wordt geparkeerd. Onder die omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink                                        w.g. Willems
Voorzitter                                             ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2007
412