200701601/2.
Datum uitspraak: 6 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 22 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Oss (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Werkgebied Kantsingel-Van Speykstraat" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 februari 2007, kenmerk 1212818/1262545, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 2 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 5 maart 2007, beroep ingesteld. Verzoeker heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 30 maart 2007.
Bij afzonderlijke brief van 2 maart 2007, ingekomen op 5 maart 2007, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 mei 2007, waar verzoeker in persoon en bijgestaan door mr. I.M.C. van Leeuwen, advocaat te Arnhem, is verschenen. Verweerder is, met bericht, niet verschenen. Verder is de raad ter zitting als partij gehoord, vertegenwoordigd door mr. E. Steemers, ambtenaar van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de realisatie van een kleinschalig bedrijventerrein, aansluitend aan twee bestaande bedrijventerreinen. Het bevat hoofdzakelijk de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" en verder de bestemmingen "Groenvoorzieningen" en "Verkeersdoeleinden". Het plangebied wordt begrensd door de Kantsingel, de Hoogheuvelstraat, de Van Almondestraat, de Van Speykstraat en de Kloosterstraat.
2.3. Verzoeker woont aan de [locatie]. Zijn woning grenst met de achtertuin aan het plangebied. Hij voert aan dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Met zijn verzoek beoogt hij concrete handelingen tegen te gaan die gemeente en projectontwikkelaar reeds ter uitvoering van het plan verrichten en die zijns inziens onomkeerbare gevolgen met zich brengen. Verder voert hij aan, samengevat weergegeven, dat de onderzoeken naar geluidhinder en luchtkwaliteit zijn gebaseerd op onjuiste gegevens en derhalve onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat in het plan tussen het bedrijventerrein en de achterperceelsgrenzen van de woningen aan de Van Almondestraat slechts een groenstrook is opgenomen van circa 20 m breed terwijl eerder is toegezegd dat het bedrijventerrein een diepte van 80 m zou krijgen gerekend vanaf de Kantsingel en dat de rest van het gebied als groene zone zou worden gehandhaafd.
2.4. Ter zitting is door de gemachtigde van de raad verklaard dat men zo spoedig mogelijk met de verwezenlijking van het plan wenst te beginnen en dat wat betreft de verwerving van gronden in het plangebied hiervoor geen beletselen bestaan omdat de desbetreffende gronden in eigendom zijn bij de gemeente of de projectontwikkelaar, Boxma Vastgoed Ontwikkeling B.V.. Voorts is door de projectontwikkelaar, die tevens een garagebedrijf in de directe omgeving exploiteert, een bouwvergunning aangevraagd om dit garagebedrijf in het plangebied op te richten, aan welke procedure het gemeentebestuur medewerking wenst te verlenen omdat het garagebedrijf thans in een woongebied ligt.
2.5. Ten behoeve van het plan is onderzoek gedaan naar geluidhinder en luchtkwaliteit. De uitkomsten van deze onderzoeken, die zijn verricht door externe adviesbureaus, zijn in het bestemmingsplan neergelegd dan wel als bijlagen bij het bestemmingsplan gevoegd. Verzoeker heeft de juistheid van deze uitkomsten en de juistheid van de uitgangspunten van deze onderzoeken gemotiveerd bestreden. Met betrekking tot geluidhinder heeft verzoeker een mede in zijn opdracht door bureau Peutz bv opgestelde contra-expertise ingebracht, waarin de conclusies van de in opdracht van het gemeentebestuur verrichte geluidonderzoeken worden bestreden. Gelet op de tegenstrijdige conclusies van de verschillende geluidonderzoeken acht de Voorzitter nader onderzoek aangewezen, waartoe de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent.
2.6. In verband hiermee en gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek toe te wijzen en de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 13 februari 2007, kenmerk 1212818/1262545;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Noord-Brabant aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro), vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Broodman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2007