ECLI:NL:RVS:2007:BA7049
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- L. Groenendijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag toevoeging voor rechtsbijstand en de ontvankelijkheid van bezwaar
In deze zaak heeft de Raad van State op 13 juni 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank 's-Gravenhage. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand. Appellant, de Raad voor Rechtsbijstand, had op 31 mei 2005 de aanvraag van de wederpartij afgewezen. De wederpartij, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L.A.M. le Cocq d'Armandville, maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door appellant niet-ontvankelijk verklaard op 4 augustus 2005.
De rechtbank 's-Gravenhage verklaarde het beroep van de wederpartij op 29 november 2006 gegrond en vernietigde de afwijzing van de aanvraag. Appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 11 mei 2007 betoogde appellant dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de advocaat namens zijn cliënt bezwaar had gemaakt, omdat het bezwaarschrift door de secretaresse van de advocaat was ondertekend. De Raad van State oordeelde dat het bezwaarschrift op eigen naam door de advocaat was ingediend, en dat de cliënt niet kon worden verweten dat hij geen bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de wederpartij niet-ontvankelijk. De beslissing werd in naam der Koningin uitgesproken, en er werden geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking genomen.