ECLI:NL:RVS:2007:BA7052

Raad van State

Datum uitspraak
7 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702990/1 en 200702990/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • M. Vlasblom
  • J. Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor perceel in Schiedam en hoger beroep tegen weigering voorlopige voorziening

Op 2 augustus 2006 verleende het college van burgemeester en wethouders van Schiedam een bouwvergunning voor het veranderen van een pand op een perceel in Schiedam. Appellante, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, kreeg op 25 januari 2007 te horen dat haar bezwaar ongegrond was verklaard. Hierop heeft zij op 26 april 2007 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 31 mei 2007, waar appellante en haar vertegenwoordiger, G.J. van Grootveld, aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het college, mr. A. Wessels, en de vergunninghouder.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat nader onderzoek niet nodig was en dat de bouwvergunning in overeenstemming was met het bestemmingsplan "Binnenstad 2003", dat het perceel bestemde voor woondoeleinden. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat er geen weigeringsgronden waren zoals opgesomd in de Woningwet. De Voorzitter bevestigde het oordeel van de rechtbank dat de bouwvergunning terecht was verleend en dat de bezwaren van appellante, waaronder de privacykwestie, niet opgingen.

Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 juni 2007.

Uitspraak

200702990/1 en 200702990/2.
Datum uitspraak: 7 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. VWW44 07/472 en WW44 07/649 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 22 maart 2007 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Schiedam.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schiedam (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het veranderen van het pand op het perceel [locatie] te Schiedam (hierna: het perceel).
Bij besluit van 25 januari 2007 heeft het college het door appellante daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 maart 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het door appellante daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 26 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 26 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2007, heeft appellant de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 25 mei 2007 zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 mei 2007, waar appellante, in persoon en vergezeld van G.J. van Grootveld, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Wessels, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als belanghebbende gehoord [vergunninghouder], in persoon.
2.    Overwegingen
2.1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2.    Het perceel is ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Binnenstad 2003" bestemd voor "Woondoeleinden". Niet in geschil is dat het bouwplan met die bestemming in overeenstemming is. Het oordeel van de rechtbank dat geen van de overige in artikel 44, eerste lid, van de Woningwet limitatief opgesomde weigeringsgronden zich voordoet is evenmin betwist.
Gelet hierop heeft het college de gevraagde bouwvergunning terecht verleend. De gestelde aantasting van privacy van appellante, kan hieraan niet afdoen. De Voorzitter sluit zich dienaangaande aan bij hetgeen de voorzieningenrechter heeft overwogen. Het betoog van appellante omtrent de gevolgen van de bestreden vergunning voor haar eigen bouwplannen en de gang van zaken bij de beoordeling van die plannen, alsmede haar betoog dat [vergunninghouder] op het perceel sloop- en bouwwerkzaamheden heeft verricht zonder vergunning, treden buiten de beoordeling van de in dit geding voorliggende bouwvergunning.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom                      w.g. Willems
Voorzitter                         ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2007
412