ECLI:NL:RVS:2007:BA7068

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607313/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • R.P.F. Boermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor stacaravan niet-ontvankelijk verklaard door college van burgemeester en wethouders van Goes

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, die op 19 september 2006 het beroep ongegrond verklaarde. De appellant had een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor het plaatsen van een stacaravan op een perceel in Goes. Het college van burgemeester en wethouders van Goes verklaarde deze aanvraag op 11 november 2005 niet-ontvankelijk. Dit besluit werd door het college op 10 maart 2006 in stand gelaten, waarbij de aanvraag buiten behandeling werd gelaten. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gehandeld.

De appellant betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de aanvraag om bouwvergunning buiten behandeling kon worden gelaten. Hij stelde dat hij al een bouwvergunning had voor een mobiele woning op hetzelfde perceel, waardoor de noodzaak om aanvullende gegevens te verstrekken zou ontbreken. De Raad van State oordeelde echter dat de vergunning waar de appellant zich op beriep, betrekking had op een ander type bouwwerk met andere afmetingen en een andere locatie op het perceel. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het college de appellant in redelijkheid kon verzoeken om de ontbrekende gegevens te verstrekken.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 13 juni 2007.

Uitspraak

200607313/1.
Datum uitspraak: 13 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Goes,
tegen de uitspraak in zaak no. Awb 06/503 van de rechtbank Middelburg van 19 september 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Goes.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Goes (hierna: het college) de aanvraag van appellant om een bouwvergunning voor het plaatsen van een stacaravan op het perceel [locatie] te Goes (hierna: het perceel) niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 10 maart 2006 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het besluit in stand gelaten, met dien verstande dat daarbij de aanvraag buiten behandeling wordt gelaten.
Bij uitspraak van 19 september 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 4 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 oktober 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 november 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 mei 2007, waar het college, vertegenwoordigd door G.J. Goemaat, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 4, eerste lid, onder a, van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunningen (hierna: het Biab) verstrekt de aanvrager bij een aanvraag om een reguliere bouwvergunning de gegevens en bescheiden, bedoeld in de paragrafen 1.1 en 1.2 van hoofdstuk 1 van de bij dit besluit behorende bijlage, voor zover die gegevens en bescheiden naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn om aannemelijk te maken dat het desbetreffende bouwen voldoet aan bij of krachtens de wet voor dat bouwwerk geldende eisen.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan een bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet in behandeling nemen indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.
Ingevolge artikel 47 van de Woningwet kan van de in artikel 4:5 van de Awb geregelde bevoegdheid om de aanvraag wegens onvolledigheid niet te behandelen slechts gebruik worden gemaakt indien de aanvrager binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen en bedraagt de door het college van burgemeester en wethouders ingevolge dat artikel te stellen termijn ten hoogste vier weken.
2.2.    Bij brief van 11 oktober 2005 heeft het college appellant bericht dat bij de aanvraag om bouwvergunning enkele nader aangeduide gegevens als bedoeld in het Biab ontbreken of niet volledig zijn en appellant in de gelegenheid gesteld deze gegevens binnen veertien dagen alsnog te verstrekken. Appellant heeft de gevraagde gegevens niet verstrekt.
2.3.    Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college de aanvraag om bouwvergunning buiten behandeling heeft kunnen laten. Hij voert daartoe aan dat, nu hij beschikt over een bouwvergunning voor het plaatsen van een mobiele woning op het perceel, de noodzaak van het verstrekken van de door het college gevraagde gegevens ontbreekt.
2.3.1.    Dit betoog faalt. De vergunning waarop appellant zich beroept betreft een besluit van het college van 30 mei 2002, waarbij in heroverweging alsnog een bouwvergunning is toegezegd voor een op het perceel te plaatsen prefabwoning. Dit bouwwerk is, naar niet is weersproken, van een ander model, heeft andere afmetingen en is voorzien op een andere locatie op het perceel dan de stacaravan. De rechtbank heeft derhalve terecht en op goede gronden geoordeeld dat het college appellant met betrekking tot de stacaravan in redelijkheid kon verzoeken om verstrekking van de in de brief van 11 oktober 2005 opgesomde gegevens teneinde de aanvraag om bouwvergunning te kunnen beoordelen. Dat de stacaravan mogelijk een minder permanent karakter heeft dan de prefabwoning, hetgeen overigens niet uit het aanvraagformulier blijkt, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel, nu iedere aanvraag om bouwvergunning op zichzelf dient te worden beoordeeld.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Boermans
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2007
429-530.