ECLI:NL:RVS:2007:BA8154

Raad van State

Datum uitspraak
27 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607693/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • R. van Heusden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor houtverwerkingshal in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende op 18 december 2003 geweigerd om appellant een bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een houtbe- en/of verwerkingshal op een perceel in de gemeente. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 2 augustus 2005 ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 8 september 2006 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van het college vernietigde. Het college werd opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tegen deze uitspraak heeft appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 22 mei 2007. Appellant was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en het college was vertegenwoordigd door een ambtenaar. De Raad heeft overwogen dat het bouwplan in strijd is met het geldende bestemmingsplan "Leenderstrijp", dat de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" met de aanduiding "Houtverwerking B(ho)" heeft. Het college stelde dat de activiteiten die in de bedrijfshal zouden plaatsvinden, zoals frezen, lijmen, spuiten en assembleren, niet onder houtverwerking vallen, maar als houtbewerking moeten worden aangemerkt. Appellant betoogde dat de rechtbank had miskend dat het bouwplan niet in strijd was met het bestemmingsplan, omdat er al houtbewerkingactiviteiten plaatsvonden op het perceel ten tijde van de goedkeuring van het bestemmingsplan.

De Raad van State heeft dit betoog verworpen en geconcludeerd dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan. Het hoger beroep van appellant is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 27 juni 2007.

Uitspraak

200607693/1.
Datum uitspraak: 27 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/3138 van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 8 september 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 18 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende (hierna: het college) geweigerd appellant  bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een houtbe- en/of verwerkingshal op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 2 augustus 2005 heeft het college het daartegen door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 september 2006, verzonden op 11 september 2006, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 2 augustus 2005 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 19 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 november 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 10 januari 2007 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2007, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. R. Keuken, advocaat te Waalre, en het college, vertegenwoordigd door Th. Matheeuwsen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan voorziet in het plaatsen van een hal voor houtbewerking en/of houtverwerking op het perceel ter vervanging en uitbreiding van de  bestaande bedrijfshal. Bij brief van 20 mei 2003 heeft appellant het college meegedeeld dat de in de bedrijfshal voorziene activiteiten onder meer zullen bestaan uit frezen, lijmen, spuiten en assembleren.
2.2.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Leenderstrijp" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" met de aanduiding "Houtverwerking B(ho)".
Ingevolge artikel 12.2, aanhef, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en conform de aldaar gegeven coderingen worden gebouwd.
2.3.    Het college heeft zich in de beslissing op bezwaar op het standpunt gesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingplan, omdat de in de bedrijfshal voorziene activiteiten frezen, lijmen, spuiten en assembleren niet zijn aan te merken als houtverwerking maar als houtbewerking.
2.4.    Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan, nu blijkens een aan appellant verleende Hinderwetvergunning reeds ten tijde van de totstandkoming van het bestemmingsplan op het perceel houtbewerkingactiviteiten plaatsvonden en deze geacht moeten worden positief te zijn bestemd.
2.4.1.    Dit betoog faalt. In de planvoorschriften wordt het begrip 'houtverwerking' niet nader omschreven. Ongeacht of appellant mogelijk de in de bedrijfshal voorziene activiteiten reeds feitelijk verrichte ten tijde van de goedkeuring van het bestemmingsplan, volgt uit de brief van 23 juli 2003 van het college aan de voormalig advocaat van appellant dat het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, naar niet is weersproken, bij die goedkeuring heeft aangegeven dat de vestiging van een meubelfabriek binnen de bestemming "Houtverwerking" in strijd is met de planvoorschriften. De kenmerkende activiteiten die een meubelfabriek onderscheiden van een houthandel zijn dan ook niet toegestaan. De met het bouwplan in de bedrijfshal voorziene activiteiten moeten als zodanig worden beschouwd. Gelet op het vorenstaande is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen.
2.5.        Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van Heusden
Lid van de enkelvoudige kamer     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2007
163-530.