200607234/1.
Datum uitspraak: 4 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/874 van de rechtbank Haarlem van 18 augustus 2006 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Jumbo Supermarkten B.V.", gevestigd te Veghel,
Bij besluit van 18 december 2003 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd Jumbo Supermarkten B.V. (hierna: Jumbo) bouwvergunning en ontheffing van de Haarlemse bouwverordening (hierna: de bouwverordening) te verlenen voor het wijzigen van een vleesverwerkend bedrijf in een supermarkt, gelegen aan de Oorkondelaan 3 te Haarlem (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 november 2004 heeft het college het door Jumbo daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 juni 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door Jumbo daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 8 november 2005 heeft het college opnieuw beslist op het door Jumbo gemaakte bezwaar en dat bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 augustus 2006, verzonden op 24 augustus 2006, heeft de rechtbank het door Jumbo daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 8 november 2005 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 30 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 7 november 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij besluit van 3 oktober 2006 heeft het college opnieuw beslist op het door Jumbo gemaakte bezwaar en dat bezwaar andermaal ongegrond verklaard.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 mei 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M.E. Biezenaar, advocaat te Haarlem, mr. S.G.J. Klok, A. van Ake en A. Antonisse, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord Jumbo, vertegenwoordigd door mr. G. Koop, advocaat te Amsterdam, en W.J. Nijssen.
2.1. Bij besluit van 29 januari 2004 heeft het college op grond van een tweede vergunningaanvraag van Jumbo, waarbij het bouwwerk is voorzien binnen de contouren van het bestaande gebouw, alsnog bouwvergunning verleend voor het gedeeltelijk vernieuwen van het pand ten behoeve van de vestiging van een supermarkt op het perceel.
2.2. Het belang van Jumbo bij de hier in geding zijnde bouwaanvraag is hierin gelegen dat dit bouwplan, waarmee de contouren van de bestaande bebouwing worden overschreden, een efficiëntere exploitatie mogelijk maakt dan het bouwplan dat is vergund.
2.3. Ingevolge artikel 2.5.12 van de bouwverordening is het, voor zover hier van belang, verboden bouwvergunningplichtige bouwwerken te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn.
Ingevolge artikel 2.5.14, aanhef en onder f, van de bouwverordening kan het college ontheffing verlenen van het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn voor gebouwen in een bouwstrook of bouwblok, geheel of overwegend handels- en industrieterreinen omvattend.
2.4. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de motivering van zijn besluit van 8 november 2005, waarbij de weigering ontheffing te verlenen voor de overschrijding van de achtergevelrooilijnen is gehandhaafd, niet toereikend is. Het stelt dat vestiging van een supermarkt in strijd is met de door de raad van de gemeente Haarlem op 20 juli 2005 vastgestelde "Gebiedsvisie Middengebied Slachthuisbuurt" en de op 6 februari 2002 door deze raad vastgestelde "Detailhandelsnota" en het op grond van de aan hem toekomende beleidsvrijheid aan deze ruimtelijke belangen een groter gewicht heeft mogen toekennen dan aan de belangen van Jumbo.
2.4.1. Vooropgesteld moet worden dat de rechtbank er ten onrechte van is uitgegaan dat, nu het bouwplan de contouren van de bestaande bebouwing slechts in beperkte mate overschrijdt, sprake is van een geringe overschrijding van de achtergevelrooilijn. De rechtbank heeft aldus miskend dat de bestaande bebouwing die rooilijn reeds in forse mate overschrijdt. Bij de beantwoording van de vraag of voor de nog verder toenemende forse overschrijding van de achtergevelrooilijn vrijstelling kon worden verleend, mocht het college alle relevante belangen in ogenschouw nemen en behoorde het dat ook te doen. Tot die belangen behoort zeker ook het belang van het college om ongewenste detailhandel ter plaatse tegen te gaan. Dit belang is in het advies van de commissie beroep- en bezwaarschriften van 12 oktober 2005, dat deel uitmaakt van de beslissing op bezwaar tot uitdrukking gebracht, nu daarin is aangegeven dat vestiging van een supermarkt strijdig is met de uitgangspunten van voornoemde beleidsnota's en het voorontwerp Structuurplan Haarlem 2020. Gezien de beleidsvrijheid van het college ter zake is aldus, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, voldoende onderbouwd waarom aan het belang van het tegengaan van detailhandel ter plaatse zwaarder gewicht is toegekend dan aan de belangen van Jumbo.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Het beroep tegen het besluit van 8 november 2005 dient alsnog ongegrond te worden verklaard.
2.6. Op 3 oktober 2006 heeft het college, opnieuw beslissend op het door Jumbo gemaakte bezwaar, het besluit tot weigering bouwvergunning te verlenen, gehandhaafd. Dit besluit komt niet tegemoet aan het bezwaar van Jumbo. Nu het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank uitsluitend door het college is ingesteld en Jumbo beroep had ingesteld tegen het door de rechtbank vernietigde besluit van 8 november 2005, moet Jumbo, gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet geacht worden beroep te hebben ingesteld tegen het besluit van het college van 3 oktober 2006, zodat dit besluit deel uitmaakt van het onderhavige geding.
2.7. Nu in hoger beroep is komen vast te staan dat het college bouwvergunning en ontheffing van de bouwverordening kon weigeren, komt de grondslag aan het besluit van 3 oktober 2006 te ontvallen. Dit besluit dient derhalve te worden vernietigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 18 augustus 2006, AWB 06/874;
III. verklaart het bij de rechtbank door Jumbo ingestelde beroep ongegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haarlem van 3 oktober 2006.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Hanrath
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2007