ECLI:NL:RVS:2007:BA8699

Raad van State

Datum uitspraak
28 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702466/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A. Kosto
  • H.A. Bultema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'Hapert' door gemeenteraad van Bladel

Op 22 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Bladel het bestemmingsplan 'Hapert' vastgesteld. Dit besluit werd op 6 februari 2007 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant. Tegen deze goedkeuring heeft verzoekster, die woont in Bladel, op 4 april 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 19 juni 2007, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door mr. M.H.M. van der Aalst. De gemeenteraad van Bladel was vertegenwoordigd door C.E.J.M. van Hintum, terwijl een derde belanghebbende werd vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen. Verweerder verscheen niet op de zitting.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure. Het bestemmingsplan maakt de bouw van een appartementencomplex mogelijk, maar verzoekster betwist de goedkeuring van de bestemmingsregeling, omdat zij vindt dat de bebouwing te massaal is en niet past binnen het straatbeeld van Hapert.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat er al een bouwvergunning was verleend voor het appartementencomplex, maar dat de rechtbank 's-Hertogenbosch deze bouwvergunning had geschorst. De Voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, vooral omdat de derde belanghebbende geen aanvraag voor een bouwvergunning zou indienen. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200702466/2.
Datum uitspraak: 28 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats], gemeente Bladel,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Bladel het bestemmingsplan "Hapert" vastgesteld.
Bij besluit van 6 februari 2007, nummer 1213747, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 4 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 10 april 2007, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M.H.M. van der Aalst, is verschenen. Voorts zijn daar gehoord de gemeenteraad van Bladel, vertegenwoordigd door C.E.J.M. van Hintum, ambtenaar van de gemeente, en [derde belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven. Verweerder is zonder voorafgaande kennisgeving niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan maakt onder meer de bouw van een appartementencomplex op het perceel [locatie] te [plaats] mogelijk. Verweerder heeft het plan, voor zover hier van belang, goedgekeurd. Verzoekster bestrijdt de goedkeuring van de bestemmingsregeling voor genoemd perceel.
2.3.    Verzoekster voert onder meer aan dat de mogelijk gemaakte bebouwing te massaal is en niet past binnen het straatbeeld van Hapert.
2.4.    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat ten behoeve van de bouw van het appartementencomplex met toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een bouwvergunning is verleend. De rechtbank 's-Hertogenbosch heeft de beroepen tegen de beslissing omtrent de bezwaren tegen die bouwvergunning bij uitspraak van 6 april 2007 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat de schorsing van de bouwvergunning eerst vervalt zes weken nadat het college van burgemeester en wethouders van Bladel een nieuwe beslissing op de bezwaren heeft genomen.
2.5.    Ter zitting is van de zijde van [derde belanghebbende] verklaard dat zij geen aanvraag voor een bouwvergunning op grond van het onderhavige plan bij het college van burgemeester en wethouders van Bladel zal indienen. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat tegen een nieuwe beslissing op bezwaar inzake de bouwvergunning opnieuw beroep kan worden ingesteld en een voorlopige voorziening kan worden gevraagd, is naar het oordeel van de Voorzitter niet gebleken van een spoedeisend belang. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto    w.g. Bultema
Voorzitter      ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2007
400