200700802/2.
Datum uitspraak: 28 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats], gemeente Werkendam,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
Bij besluit van 24 oktober 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Werkendam het wijzigingsplan "Wijzigingsplan I bestemmingsplan kern Hank [locatie]" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 5 december 2006, no. 1239015/1245657, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 28 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 30 januari 2007, beroep ingesteld. Bij brief van 14 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 18 mei 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2007, waar [verzoeker] is verschenen. Voorts zijn daar als partij verschenen het college van burgemeester en wethouders van Werkendam, vertegenwoordigd door J. Hoeke-Boterblom, ambtenaar van de gemeente, alsmede [derde belanghebbende]. Verweerder is, zonder voorafgaande kennisgeving, niet verschenen.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het wijzigingsplan voorziet onder meer in de mogelijkheid tot het bouwen van een vrijstaande woning aan de [locatie], en heeft betrekking op een perceel ten noordwesten van de woningen van verzoekers aan de [locaties].
2.3. Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan. Zij voeren daartoe aan dat verweerder hun bedenkingen onvoldoende heeft meegewogen in zijn besluitvorming, omdat het wijzigingsplan hun belangen aantast. Voorts voeren zij aan dat het plan, vanwege de te geringe diepte van het voor de bouw van een woning bestemde perceel, in strijd is met de gemeentelijke conceptnotitie "beoordeling bouwinitiatieven van particulieren voor woningen in de bebouwde kom".
2.4. De Voorzitter overweegt dat verweerder blijkens het bestreden besluit de belangen van verzoekers in zijn besluitvorming heeft betrokken. Gelet op het rapport "Schaduwstudie Nieuwbouw woning aan [locatie] te Hank" (gemeente Werkendam, oktober 2006), waarin onder meer is vermeld dat de bouw van de woning aan de [locatie] wat betreft lichttoetreding en bezonning geen ongewenste situaties oplevert voor verzoekers, is de Voorzitter voorshands van oordeel dat verweerder wat betreft deze aspecten de effecten van het wijzigingsplan beperkt heeft kunnen achten.
Het wijzigingsplan voorziet in de mogelijkheid om één woning te bouwen. Verder blijkt uit de afbeeldingen van de situatie ter plaatse, zoals die zijn opgenomen in voornoemd rapport, dat de locatie van de te realiseren woning weliswaar zicht biedt op de zijkant van de woningen van verzoekers, maar niet op de voorzijde van de woningen. Bovendien bestaat ook in de huidige situatie vanaf de Buitendijk reeds zicht op hun percelen. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat verweerder ook de effecten van het wijzigingsplan op de privacy van verzoekers beperkt heeft kunnen achten.
2.5. Het gemeentelijke beleid op het punt van de minimaal wenselijk geachte diepte van een kavel is eerst na het nemen van het bestreden besluit vastgesteld door de gemeenteraad van Werkendam. Verzoekers hebben niet beargumenteerd waarom verweerder dit beleid desalniettemin in zijn besluitvorming had moeten betrekken. Reeds hierom heeft verweerder naar het oordeel van de Voorzitter in dit bezwaar van verzoekers terecht geen aanleiding gezien om goedkeuring aan het wijzigingsplan te onthouden.
2.6. Gelet op het voorgaande heeft verweerder bij zijn belangenafweging naar het oordeel van de Voorzitter in redelijkheid een groter gewicht kunnen toekennen aan de belangen die zijn gediend met de realisering van de woning die het wijzigingsplan mogelijk maakt, dan aan de belangen van verzoekers.
De Voorzitter verwacht derhalve niet dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto w.g. Bultema
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2007