ECLI:NL:RVS:2007:BA9118
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing verblijfsvergunning op basis van medische noodsituatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Breda, die de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning door de minister had vernietigd. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, maar deze was afgewezen omdat hij niet over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beschikte. De rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd dat de vreemdeling in staat was om in zijn land van herkomst de behandeling van een mvv-aanvraag af te wachten, gezien zijn medische toestand. De staatssecretaris stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de minister deze beoordeling had moeten maken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de minister zich op het standpunt had kunnen stellen dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de vreemdeling in een medische noodsituatie zou komen te verkeren bij terugkeer naar zijn land van herkomst. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De uitspraak benadrukt de beoordelingsruimte van de minister bij de toepassing van de Vreemdelingenwet en de noodzaak voor de vreemdeling om aan te tonen dat hij in een medische noodsituatie verkeert.