200608575/1.
Datum uitspraak: 11 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse,
verweerder.
Bij besluit van 12 juli 2005 heeft verweerder een melding als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot een verandering van de inrichting 'Zelftankstation Landzicht' aan de Boyleweg 16 te Spijkenisse niet geaccepteerd.
.
Bij besluit van 17 oktober 2006, verzonden op 18 oktober 2006, heeft verweerder het door appellanten hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 22 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 21 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 december 2006.
Bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 januari 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten en verweerder. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 mei 2007, waar appellanten bijgestaan door mr. A. Bakker, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door, mr. M.A.E. in 't Veld, R. van de Kasteele en ing. F.H. Jansen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Appellanten voeren, kort weergegeven, aan dat zij het besluit van 12 juli 2005 niet hebben ontvangen. Zij stellen dat het besluit ten onrechte naar hun postbus is verzonden in plaats van naar het vestigingsadres van hun bedrijf. Tevens stellen zij dat niet aangetoond is dat het besluit aangetekend is verzonden en als niet afgehaald is geretourneerd. De door verweerder getoonde retourenvelop van TPG-post heeft volgens hen geen betrekking op het besluit maar op de aankondiging van een controlebezoek.
2.1.1. Verweerder voert aan dat het besluit van 12 juli 2005 op 9 augustus 2005 per aangetekende post aan appellanten is verzonden en door TPG-post op 22 september 2005 is geretourneerd onder de mededeling dat geadresseerden het stuk niet hebben opgehaald. Hij stelt dat pogingen om het besluit persoonlijk aan appellanten te overhandigen pas op 28 september zijn geslaagd. Volgens verweerder volgt hieruit dat het door appellanten op 7 november 2005 ingediende bezwaarschrift te laat was, omdat de bezwaartermijn op 21 september 2005 is afgelopen.
2.1.2. Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepsschrift zes weken bedraagt.
Artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepsschrift niet-ontvankelijkheidverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
2.1.3. De Afdeling overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat appellanten hun postbusnummer als één van hun correspondentieadressen hebben opgegeven. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat verweerder voor alle op de zaak betrekking hebbenden stukken, waaronder ook aangetekende zendingen, die postbus als adres mocht gebruiken. De gevolgen van het niet afhalen van per aangetekende post aan die postbus verzonden brieven komen voor risico van appellanten.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt echter niet dat het besluit van 12 juli 2005 inderdaad op 9 augustus 2005 aan appellanten is verzonden en evenmin dat dit het besluit is dat TPG-post op 22 september 2005, onder de mededeling dat geadresseerden het stuk niet hebben opgehaald, heeft geretourneerd. De door verweerder ter zitting getoonde verzendingslijst toont niet aan dat het besluit van 12 juli 2005 is verzonden en als niet afgehaald aan verweerder is geretourneerd. De door verweerder ter zitting getoonde retourenvelop van TPG-post heeft geen betrekking op het besluit van 12 juli 2005, maar op de aankondiging van een controlebezoek.
Nu verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 12 juli 2005 daadwerkelijk aan appellanten is verzonden, bestaat er geen aanleiding de gestelde niet-ontvangst van dat besluit voor risico en rekening van appellanten te laten. Nu de Afdeling op grond van de stukken slechts kan vaststellen dat appellanten eerst op 28 september 2005 kennis hebben genomen van de inhoud van het besluit, moet het ervoor worden gehouden dat de bezwaartermijn van zes weken eerst is aangevangen op 29 september 2005. Derhalve is het bezwaarschrift van 7 november 2005 tijdig ingediend. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt.
2.2. Het beroep is gegrond. De bestreden beslissing op bezwaar komt voor vernietiging in aanmerking.
2.3. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse van 17 oktober 2006, kenmerk B6/05-429 en 06-022;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Spijkenisse aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV. gelast dat de gemeente Spijkenisse aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, Voorzitter, en mr. J.M. Boll en mr. G.N. Roes, Leden, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Klap
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2007