ECLI:NL:RVS:2007:BA9267

Raad van State

Datum uitspraak
11 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607931/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en vrijstelling voor woningbouw in cultuurgrondgebied

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijefurd op 25 april 2005 geweigerd om appellant vrijstelling en een bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een woning tussen twee bestaande woningen. Dit besluit werd door het college onderbouwd met het bestemmingsplan 'Warns-Zuid', waarin de bestemming 'cultuurgrond' is toegekend aan het perceel. Volgens de planvoorschriften is het niet toegestaan om op cultuurgrond gebouwen te realiseren. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde dit bezwaar op 21 oktober 2005 ongegrond. De rechtbank Leeuwarden heeft op 19 september 2006 het beroep van appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.

Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 29 mei 2007 is appellant vertegenwoordigd door zijn advocaat, terwijl het college werd vertegenwoordigd door een ambtenaar van de gemeente. De Raad van State heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vrijstelling en bouwvergunning te weigeren. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich kon baseren op het gemeentelijk beleid, dat het ongewenst achtte dat de twee bebouwingsconcentraties in Warns zouden aaneengroeien. Het perceel waarop appellant de woning wilde bouwen, ligt niet binnen een van deze concentraties, maar in een open gebied dat moet worden behouden.

De Raad van State heeft ook vastgesteld dat het bouwplan in strijd is met het 'Woonplan Nijefurd', waarin de gemeenteraad de woningbouw in de gemeente heeft gereguleerd. De conclusie was dat het college de gevraagde vrijstelling en bouwvergunning terecht heeft geweigerd. Het hoger beroep van appellant is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200607931/1.
Datum uitspraak: 11 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 05/2182 van de rechtbank Leeuwarden van 19 september 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Nijefurd.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 25 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijefurd (hierna: het college) geweigerd appellant vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor de bouw van een woning tussen de woningen aan de [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats].
Bij besluit van 21 oktober 2005 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 september 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 31 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 november 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 januari 2007, lees: 5 februari 2007, heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 mei 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. F.P. Dillingh, advocaat te Heerenveen, en het college, vertegenwoordigd door B.C. Star, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Warns-Zuid" waarin aan het onderhavige perceel de bestemming "cultuurgrond" is toegekend.
Ingevolge artikel 11, onder B1, van de planvoorschriften mogen op gronden waarop de bestemming "cultuurgrond" rust geen gebouwen worden gerealiseerd.
2.2.    De beslissing al dan niet vrijstelling te verlenen voor de bouw van de woning in afwijking van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van - in dit geval - het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit de vrijstelling te weigeren is kunnen komen.
2.3.    Anders dan appellant heeft betoogd is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat niet kan worden gezegd dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om vrijstelling te weigeren. Daaraan heeft de rechtbank terecht ten grondslag gelegd dat het college hier heeft kunnen vasthouden aan het gemeentelijk beleid, zoals verwoord in de toelichting op het bestemmingsplan, dat het aaneengroeien van beide dorpsdelen van Warns ongewenst is en dat de twee bebouwingsconcentraties, die op ruim 400 meter van elkaar zijn gelegen, als afzonderlijke ruimtelijke eenheden duidelijk herkenbaar dienen te blijven. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting ligt het perceel waarop appellant de woning wil bouwen niet in één van beide bebouwingsconcentraties, maar in een meer open gebied tussen beide bebouwingsconcentraties. Dit gebied kenmerkt zich door de aanwezigheid van slechts enkele bouwwerken langs de ter plaatse gelegen weg die die bebouwingsconcentraties verbindt.
Anders dan appellant heeft betoogd blijkt uit de toelichting op het bestemmingsplan niet dat open ruimtes tussen die bouwwerken met nieuwbouw kunnen worden opgevuld. Het door appellant bedoelde deel van de toelichting ziet op de lintbebouwing binnen de bebouwingsconcentratie in Warns-Zuid en niet op het gebied tussen beide bebouwingsconcentraties, dat juist, gelet op het gevoerde beleid, een open karakter dient te behouden.
De rechtbank is dan ook tot het juiste oordeel gekomen dat het college het bouwplan op goede gronden in strijd heeft geacht met voornoemd beleid.
Dat het hier gaat om destijds door de gemeenteraad vastgesteld ruimtelijk beleid betekent niet - anders dan appellant heeft gesteld - dat het college daarmee geen rekening zou hebben mogen houden.
2.4.    Voorts is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat het bouwplan van appellant eveneens in strijd is met het "Woonplan Nijefurd", waarin de gemeenteraad van Nijefurd de in de gemeente voorziene woningbouw en de daarvoor beschikbare contingenten heeft gesaldeerd. Het woonplan biedt geen mogelijkheden tot nieuwbouw op de in geding zijnde locatie.
Hetgeen appellant in dit verband heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunt om tot een ander oordeel dan dat van de rechtbank te komen.
2.5.    Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat het college de vrijstelling en de gevraagde bouwvergunning terecht, overeenkomstig artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, heeft geweigerd. De rechtbank is tot dezelfde slotsom gekomen.
2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2007
202