200604890/1.
Datum uitspraak: 11 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Baarle Nassau,
verweerder.
Bij besluit van 26 april 2005 heeft verweerder het verzoek van appellanten om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot "Snacktaria Dicky's" (hierna: de inrichting) gelegen aan de Alphenseweg 3 te Baarle-Nassau afgewezen.
Bij besluit van 15 november 2005, verzonden op 23 november 2005, heeft verweerder het door appellanten hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 2 januari 2006, bij de rechtbank Breda ingekomen per faxbericht op 3 januari 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 juni 2006.
Bij brief van 2 maart 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Deze geschriften zijn, voor zover het betreft de gronden inzake het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit), met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht doorgezonden aan de Raad van State.
Bij brief van 8 augustus 2006 heeft verweerder een aanvullend verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.J. van de Crommenacker, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [drijver van de inrichting] daar als partij gehoord.
2.1. Appellanten betogen dat verweerder ten onrechte niet tot handhaving is overgegaan. Hiertoe voeren zij onder meer aan stankoverlast van de inrichting te ondervinden. Volgens hen functioneert de in de inrichting aanwezige ontgeuringsinstallatie niet afdoende.
2.1.1. Ingevolge voorschrift 1.4.2 van de bijlage van het Besluit worden dampen die vrijkomen in een ruimte waarin voedingsmiddelen worden bereid afgezogen zonder dat zij zich binnen de inrichting kunnen verspreiden. De afvoerleiding voor de dampen is gasdicht uitgevoerd.
Ingevolge voorschrift 1.4.3 van de bijlage van het Besluit, voor zover hier van belang, passeren de afgezogen dampen als bedoeld in voorschrift 1.4.2 een doelmatige ontgeuringsinstallatie voor zij naar de buitenlucht worden afgevoerd. De dampen die worden afgezogen bij het grillen, anders dan door een houtskoolgrill, dan wel frituren of bakken in olie of vet, worden alvorens in de buitenlucht te worden afgevoerd, geleid door een verwisselbaar of reinigbaar vetvangend filter.
2.1.2. Gelet op een namens verweerder door Ingenia Consultants & Engineers uitgevoerd onderzoek naar de werking van de in de inrichting aanwezige ontgeuringsinstallatie en het verhandelde ter zitting bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat deze installatie niet doelmatig is. Daarbij neemt de Afdeling mede in aanmerking de verklaring ter zitting van de drijver van de inrichting dat het filter van deze installatie zo vaak als nodig - de ontgeuringsinstallatie geeft automatisch aan wanneer het filter verzadigd is - wordt vervangen. Het beroep treft in zoverre geen doel.
2.2. Appellanten voeren voorts bezwaren aan met betrekking tot geluidoverlast van de vuilcontainers. Volgens hen wordt door het gebruik van de vuilcontainers in de nachtperiode de norm voor het piekgeluid overschreden.
2.2.1. Vast staat dat de vuilcontainers, behoudens het ledigen ervan, binnen de grenzen van de inrichting staan.
De Afdeling acht, mede gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, niet aannemelijk dat de norm voor het piekgeluid in de nachtperiode - gesteld in voorschrift 1.1.1, aanhef en onder a, van de bijlage van het Besluit - door het deponeren van afval in de vuilcontainers en het sluiten van de deksels van de vuilcontainers wordt overschreden. Dit beroepsonderdeel treft geen doel.
2.3. Appellanten stellen overlast van de inrichting te ondervinden door komende en gaande bezoekers.
2.3.1. Ingevolge voorschrift 3.4.2 van de bijlage van het Besluit treft degene die de inrichting drijft zodanige maatregelen en voorzieningen dat hinder, veroorzaakt door komende en vertrekkende bezoekers, wordt voorkomen dan wel, voor zover dit niet mogelijk is, zoveel mogelijk wordt beperkt.
2.3.2. Appellanten hebben niet aannemelijk gemaakt noch anderszins is gebleken dat is gehandeld in strijd met voornoemd voorschrift 3.4.2. Dit beroepsonderdeel treft geen doel.
2.4. Gelet op het vorenstaande moet worden geconcludeerd dat geen sprake is van overtredingen van de in het Besluit gestelde voorschriften. Verweerder was derhalve niet bevoegd tot het toepassen van bestuurlijke handhavingsmiddelen en hij heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat er geen gronden waren om op te treden. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder het bezwaarschrift op goede gronden ongegrond heeft verklaard.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van Leeuwen
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2007