ECLI:NL:RVS:2007:BA9794

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200700210/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing subsidieaanvraag Stichting ABAB door Staatssecretaris SZW

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De rechtbank had op 28 november 2006 geoordeeld dat de afwijzing van de subsidieaanvraag van de stichting "Stichting ABAB" door de Staatssecretaris onterecht was. De Staatssecretaris had de subsidieaanvraag afgewezen op basis van het bereiken van het subsidieplafond, maar de rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris niet had mogen tegenwerpen dat het subsidieplafond was bereikt, omdat hij in strijd met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de procedure voor de behandeling van aanvragen had gewijzigd.

De Staatssecretaris had op 31 mei 2005, voorafgaand aan de opening van het tijdvak voor het indienen van aanvragen, op de website van het agentschap SZW bekendgemaakt dat aanvragen op volgorde van binnenkomst zouden worden behandeld, maar dat aanvragen die op dezelfde dag binnenkwamen, door middel van loting zouden worden gerangschikt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt echter dat de Staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het praktisch niet mogelijk was om een nadere bepaling van de volgorde van binnenkomst van aanvragen te maken, gezien het grote aantal aanvragen dat op dezelfde dag binnenkwam.

De Afdeling komt tot de conclusie dat de Staatssecretaris in dit geval de procedure correct heeft gevolgd en dat er geen sprake is van een nieuwe wijze van verdeling van de subsidies. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de Staatssecretaris het bezwaar van de Stichting niet ongegrond heeft kunnen verklaren. Het hoger beroep van de Staatssecretaris wordt gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de Stichting wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

200700210/1.
Datum uitspraak: 18 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/1292 van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 28 november 2006 in het geding tussen:
de stichting "Stichting ABAB", gevestigd te Best,
en
appellant.
1.    Procesverloop
Bij besluit, verzonden op 27 oktober 2005, heeft appellant (hierna: de Staatssecretaris) de subsidieaanvraag van de stichting "Stichting ABAB" (hierna: de Stichting) afgewezen op grond van het bereiken van het subsidieplafond.
Bij besluit van 24 januari 2006 heeft de Staatssecretaris het door de Stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 november 2006, verzonden op 29 november 2006, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door de Stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 januari 2006 vernietigd en bepaald dat de Staatssecretaris een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 januari 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 maart 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 6 april 2007 heeft de Stichting van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2007, waar de Staatssecretaris, vertegenwoordigd mr. J. de Pater-Koorn, werkzaam bij het agentschap SZW van het ministerie, en de Stichting, vertegenwoordigd door mr. ing. A.N.M. van Bavel en [gemachtigde], werkzaam bij de Stichting, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder subsidieplafond verstaan het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidie krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.
Ingevolge artikel 4:25, tweede lid, wordt een subsidie geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.
Ingevolge artikel 4:26, eerste lid, wordt bij of krachtens wettelijk voorschrift bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
Ingevolge het tweede lid wordt bij de bekendmaking van het subsidieplafond de wijze van verdeling vermeld.
Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a, van de Kaderwet SZW-subsidies kan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de Minister) subsidies verstrekken voor activiteiten welke passen in het werkgelegenheidsbeleid en het arbeidsmarktbeleid.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en a onder b, kunnen onverminderd hoofdstuk 3 van de Financiële-verhoudingswet bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van de Minister ter zake van de verstrekking van subsidie regels worden gesteld met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstekt en wie daarvoor in aanmerking komt.
Krachtens artikel 3, eerste lid, is de Tijdelijke subsidieregeling stimuleren leeftijdsbewust beleid (hierna: de Regeling) vastgesteld.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling kan de Minister aan een werkgever met tenminste 30 werknemers in dienstbetrekking op aanvraag subsidie verlenen voor de kosten van projecten die gericht zijn op het bevorderen van leeftijdsbewust beleid.
Ingevolge artikel 7, vierde lid, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang en voor zover thans van belang, worden voor de bepaling van het bereiken van het subsidieplafond en de verdeling van het subsidieplafond aanvragen op volgorde van binnenkomst behandeld.
2.2.    De Staatssecretaris betoogt dat, samengevat weergegeven, hij zich niet kan verenigen met het oordeel van de rechtbank dat hij het subsidieplafond niet aan de Stichting heeft mogen tegenwerpen, omdat hij in strijd met artikel 4:26 van de Awb de procedure voor de behandeling van de aanvragen heeft gewijzigd.
2.2.1.    De Stichting heeft door middel van een daartoe bestemd aanvraagformulier bij brief gedateerd 30 mei 2005, bij de Staatssecretaris binnengekomen op 1 juni 2005, op grond van de Regeling een subsidie aangevraagd van € 40.000,-- ten behoeve van het project "Invulling van de levendige loopbaan". Het tijdvak voor het indienen van de aanvragen is aangevangen op 1 juni 2005. Omdat de Staatssecretaris verwachtte dat het aantal aanvragen zodanig hoog zou zijn dat reeds op de eerste dag van dit tijdvak het subsidieplafond zou worden bereikt, heeft hij op 31 mei 2005 op de website van het agentschap SZW meegedeeld dat de subsidieaanvragen op volgorde van binnenkomst in behandeling worden genomen, in dier voege dat weliswaar de datum van binnenkomst bepalend is maar dat de op dezelfde dag binnengekomen aanvragen in willekeurige volgorde worden gerangschikt door middel van loting. Vast staat dat het subsidieplafond op 1 juni 2005 is bereikt.
2.2.2.    De Afdeling is, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de Staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een nadere bepaling van de volgorde van binnenkomst van de aanvragen praktisch niet mogelijk was, omdat de aanvragen in groten getale en op diverse wijzen gedurende de dag van 1 juni 2005 binnenkwamen. Daarom heeft de Staatssecretaris ter uitvoering van artikel 7, vierde lid, van de Regeling, in dit geval mogen bepalen dat aanvragen die op dezelfde dag binnenkwamen, werden geacht tegelijkertijd te zijn ontvangen en dat tussen deze aanvragen zou worden geloot. Voor het oordeel dat de Staatssecretaris heeft gehandeld in strijd met deze bepaling is geen grond. Anders dan de rechtbank heeft overwogen is geen sprake van een nieuwe wijze van verdeling, maar van een noodzakelijke nadere uitwerking van de voorgeschreven wijze van verdeling. Van een handelwijze in strijd met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb is geen sprake. Gelet hierop baat het beroep van de Stichting op de uitspraak van de Afdeling in zaak no.
200606029/1haar niet, reeds omdat, anders dan in die zaak, in de thans voorliggende zaak geen wijziging van de Regeling aan de orde is. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte geoordeeld dat de Staatssecretaris het bezwaar van de Stichting niet ongegrond heeft kunnen verklaren.
Het betoog slaagt.
2.3.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen de Staatssecretaris overigens heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, verklaart de Afdeling het beroep van de Stichting ongegrond.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 28 november 2006 in zaak no. AWB 06/1292;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink     w.g. Groenendijk
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2007
164-479.