200608980/1.
Datum uitspraak: 18 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/3578 van de
rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 november 2006
in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Waalre.
Bij besluit van 25 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Waalre (hierna: het college) [vergunninghoudster] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het uitbreiden van een woonhuis op het perceel [locatie] te Waalre (hierna: het woonhuis).
Bij besluit van 27 september 2005 heeft het college het door [appellanten] te [plaats] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 november 2006, verzonden op 8 november 2006, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 12 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 14 december 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 januari 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 maart 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juni 2007, waar appellanten, in persoon en bijgestaan door mr. F. Kluitmans, gemachtigde, het college, vertegenwoordigd door mr. C.M.L. Dekkers, werkzaam bij de gemeente, en vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde] zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan waarvoor het college op 25 april 2005 vrijstelling en bouwvergunning heeft verleend, voorziet in een aanbouw aan het woonhuis met één bouwlaag, waarin een zitkamer en hobbyruimte zijn beoogd. Het woonhuis en de aanbouw staan in open verbinding met elkaar.
2.2. Ingevolge het geldende bestemmingsplan "Ekenrooi-Noord" heeft het perceel waarop het woonhuis is gelegen de bestemming" Woongebied".
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder k, van de planvoorschriften wordt onder hoofdgebouw verstaan: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder l, van de planvoorschriften wordt onder bijgebouw verstaan: een gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
2.3. Appellanten betwisten het oordeel van de rechtbank dat het college de beoogde aanbouw terecht heeft aangemerkt als een bijgebouw. Zij betogen dat het bouwplan ziet op een uitbreiding van het hoofdgebouw.
2.4. Dit betoog slaagt. De Afdeling heeft eerder geoordeeld, zoals in haar aangehechte uitspraak van 18 december 2002, in zaak no.
200202789/1, dat uit de hierboven weergegeven definitie van het begrip bijgebouw volgt dat een bijgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt moet zijn aan het hoofdgebouw, in dit geval het woonhuis.
2.5. De aanbouw, die constructief met het hoofdgebouw is verbonden, daarmee in open verbinding staat en voor woondoeleinden zal worden gebruikt, is niet ondergeschikt aan het hoofdgebouw, maar maakt daar juist deel van uit. Het gaat dus om een uitbreiding van het hoofdgebouw, en niet om een bijgebouw.
2.6. Uit het vorenstaande volgt dat het college bij de beslissing op bezwaar van 27 september 2005 ten onrechte is uitgegaan van een bijgebouw, zodat het college het bouwplan ten onrechte aan de bebouwingsbepalingen voor bijgebouwen heeft getoetst. De beslissing op bezwaar berust derhalve op een ondeugdelijke motivering en is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft dat miskend.
2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen,
zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 27 september 2005 alsnog gegrond verklaren en dat besluit vernietigen. Het college dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellanten te nemen.
2.8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 november 2006 in zaak no. AWB 05/3578;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Waalre van 27 september 2005, kenmerk 29180;
V. gelast dat de gemeente Waalre aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 349,00 (zegge: driehonderdnegenenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Boot
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2007