200700547/1.
Datum uitspraak: 18 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. 05/2167 van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2006 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Triplewood B.V.", gevestigd te Amsterdam
Bij besluit van 17 november 2004 heeft appellant (hierna: het college) de bij besluit van 9 december 1992 aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Triplewood B.V." (hierna: Triplewood) verleende subsidie ten behoeve van het treffen van ingrijpende voorzieningen aan particuliere huurwoningen aan de Admiraal de Ruijterweg te Amsterdam voor 75% ingetrokken en voor dat deel teruggevorderd.
Bij besluit van 4 maart 2005 heeft het college het door Triplewood daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 november 2006, verzonden op 7 december 2006, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door Triplewood daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar neemt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 januari 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 februari 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 5 april 2007 heeft Triplewood van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.C. Smit, werkzaam bij de gemeente, en Triplewood, vertegenwoordigd door mr. L.G. Meijer, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 86, aanhef en eerste lid, onder a, van de Subsidievoorwaarden Nieuwbouw en Verbetering 1992, als bijlage A behorende bij het Raamraadsbesluit Nieuwbouw en Verbetering 1992 (hierna: de Subsidievoorwaarden), verleent het college slechts geldelijke steun voor het treffen van ingrijpende voorzieningen onder de voorwaarde dat de eigenaar het onroerend goed waaraan de voorzieningen zijn getroffen niet binnen tien jaren na gereedkomen van de werkzaamheden onder bijzondere titel overdraagt.
Ingevolge het tweede lid kan, bij overtreding van de voorwaarden gesteld in het eerste lid, terugvordering van de bijdrage ineens plaatsvinden of een boete worden opgelegd conform het gestelde in artikel 88. De eigenaar dient de overtreding terstond te melden aan burgemeester en wethouders.
Ingevolge artikel 88, eerste lid, voor zover thans van belang, is het college bij overtreding van de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 86 bevoegd de verstrekte bijdrage ineens terug te vorderen, met dien verstande, dat in het eerste jaar na de verstrekking van de geldelijke steun 65% van de verstrekte bijdrage wordt teruggevorderd; daarna wordt terugvordering volgens de in lid 2 opgenomen tabel toegepast en zal geen recht van compensatie worden toegepast.
Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, wordt bij het niet naleven van de in artikel 86 opgenomen meldingsplicht van overtredingen ongeacht het aantal verstreken jaren 75% van de verstrekte bijdrage ineens teruggevorderd, dan wel bij subsidie in de vorm van jaarlijkse bijdragen een boete opgelegd ter grootte van 75% van de hoofdsom.
Ingevolge het zesde lid, voor zover thans van belang, kunnen burgemeester en wethouders vanwege bijzondere omstandigheden de strikte toepassing van artikel 86 achterwege laten.
2.2. Bij besluit van 9 december 1992 heeft het college onder de voorwaarden vermeld in de Subsidievoorwaarden Triplewood een subsidie verstrekt ter tegemoetkoming in de kosten van ingrijpende voorzieningen aan de woningen aan de Admiraal de Ruijterweg nrs. 459 tot en met 477 te Amsterdam. Bij besluit van 25 november 1994 heeft het college de subsidie vastgesteld.
Bij besluit van 17 november 2004 heeft het college 75% van de aan Triplewood verstrekte en vastgestelde subsidie teruggevorderd, omdat Triplewood op 24 januari 2003 de hiervoor genoemde woningen heeft verkocht en dit niet conform de subsidievoorwaarden heeft gemeld. Bij de beslissing op bezwaar is het terugvorderingsbesluit gehandhaafd.
Bij uitspraak van 24 november 2006 heeft de rechtbank overwogen dat de terugvordering dient te worden aangemerkt als een punitieve sanctie, waarop artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) betrekking heeft en geoordeeld dat deze sanctie onevenredig is in verhouding tot de hiermee te dienen doelen.
2.3. Het college betoogt dat, samengevat weergegeven, de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de terugvordering van de verleende subsidie met 75% kan worden aangemerkt als een punitieve sanctie, waarop artikel 6 van het EVRM betrekking heeft, nu geen sprake is van leedtoevoeging.
2.4. Dit betoog slaagt. Het doel van de gehanteerde bevoegdheid is te bewerkstelligen dat de gesubsidieerde zich houdt aan de subsidievoorwaarden die zijn gesteld met het oog op het voorkomen van speculatie met verbeterde woningen en het behouden van die woningen voor de sociale huursector. Het terugvorderingsbesluit heeft dan ook een reparatoir karakter. Het vindt immers zijn grond in het feit dat niet is voldaan aan de voor het toekennen van de subsidie verbonden voorwaarde dat de gesubsidieerde die gegevens verstrekt, die nodig zijn voor een juiste toepassing van de regeling. Buiten geschil is dat Triplewood de verkoop van de woningen aan de Admiraal de Ruijterweg nrs. 459 tot en met 477 niet conform de voorwaarden heeft gemeld aan het college. Gelet hierop heeft de rechtbank dan ook ten onrechte aanleiding gezien om te beoordelen of met het terugvorderingsbesluit de uit artikel 6, eerste lid, van het EVRM voortvloeiende waarborg van evenredigheid is geschonden.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van het college alsnog ongegrond verklaren. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat de rechtbank hetgeen Triplewood verder in beroep heeft aangevoerd, heeft verworpen en dat Triplewood daartegen niet is opgekomen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2006 in zaak no. 05/2167;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2007