200609386/1.
Datum uitspraak: 18 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/2005 van de rechtbank Arnhem van 15 november 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Buren.
Bij besluit van 11 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Buren (hierna: het college) de vereniging "Vereniging Sportclub Zoelen" (hierna: Sportclub Zoelen) vergunning verleend ingevolge de Drank- en Horecawet voor het uitoefenen van een horecabedrijf.
Bij besluit van 3 maart 2006 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 15 november 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 23 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 5 februari 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 juli 2007, waar [appellant A] en [appellant B] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.F.M. Wannet, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover thans van belang, bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Awb, geschiedt bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 3:43, eerste lid, van de Awb, voor zover thans van belang, wordt tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb, voor zover thans van belang, blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.2. Het besluit van 11 oktober 2005 is op 14 oktober 2005 aan Sportclub Zoelen verzonden. Bij brief van 11 oktober 2005, aan [appellant A] verzonden op 14 oktober 2005, heeft het college hem op voet van artikel 3:43, eerste lid, van de Awb in kennis gesteld van het besluit tot verlening van de vergunning en medegedeeld dat dit besluit op 19 oktober 2005 bekend zal worden gemaakt in het huis-aan-huisblad 'Stad Buren'.
2.3. Appellanten klagen dat de rechtbank, door te overwegen dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, heeft miskend dat de termijn voor het maken van bezwaar op 19 oktober 2005, de datum van kennisgeving van het besluit in het plaatselijke huis-aan-huisblad, is aangevangen. Voorts stellen zij dat de brief van 11 oktober 2005 [appellant A] niet tijdig heeft bereikt door de onlusten in Frankrijk in oktober 2005, en dat [appellant B] en [appellant C] in het geheel niet op de hoogte zijn gesteld en aangewezen waren op de publicatie in het huis-aan-huisblad 'Stad Buren'.
2.4. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb de datum van bekendmaking van het besluit aan vergunninghoudster overeenkomstig artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bepalend is voor de aanvang van de bezwaartermijn. De termijn is derhalve aangevangen op 15 oktober 2005, de dag na de dag van verzending van het besluit aan vergunninghoudster, en geëindigd op 25 november 2005. Nu het bezwaarschrift van appellant op 29 november 2005 door hem ter post is bezorgd, is de rechtbank terecht tot de conclusie gekomen dat dit buiten de termijn is ingediend.
De door appellanten aangevoerde omstandigheid dat de brief met de mededeling dat vergunning is verleend [appellant A] door de onlusten in Frankrijk niet tijdig heeft bereikt, kan niet leiden tot het oordeel dat het college de overschrijding van de termijn ten onrechte niet verschoonbaar heeft geacht. De rechtbank heeft hieromtrent terecht overwogen dat [appellant A] de brief rond 28 oktober 2005, derhalve ruim vóór afloop van de termijn, heeft ontvangen.
De omstandigheid dat [appellant B] en [appellant C] niet persoonlijk van het besluit tot vergunningverlening in kennis zijn gesteld en dat zij pas door de publicatie in het huis-aan-huisblad hiervan hebben vernomen, kan evenmin leiden tot verschoning van de termijnoverschrijding. Aangezien [appellant B] en [appellant C], anders dan [appellant A] geen zienswijze hebben ingediend, was het college niet gehouden hun op voet van artikel 3:43, eerste lid, van de Awb in kennis te stellen van het besluit. Ter zitting bij de rechtbank heeft [appellant B] verklaard dat zij de publicatie heeft gelezen en vervolgens [appellant A] daarvan telefonisch op de hoogte heeft gesteld. De rechtbank heeft op grond van deze verklaring terecht aannemelijk geacht dat appellanten kort na de publicatie op 19 oktober 2005 op de hoogte waren van de vergunningverlening. De omstandigheid dat in het huis-aan-huis-blad de datum van bekendmaking is gesteld op 13 oktober 2005 in plaats van op 14 oktober 2005 kan appellanten evenmin baten. Hierdoor is bij hen de indruk gewekt dat de termijn een dag eerder afliep dan in werkelijkheid het geval was. Die indruk kan het te laat indienen van een geschrift niet verklaren.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Scheerhout, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Scheerhout
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2007