ECLI:NL:RVS:2007:BA9825

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200700955/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • J.H.B. van der Meer
  • P.A. Offers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van subsidie door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en terugvordering van bedrag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 20 oktober 2005 was genomen. Dit besluit hield in dat de eerder verleende subsidie, die op 2 april 2001 was toegekend, werd herzien en dat appellant een bedrag van € 589,74 moest terugbetalen. De Minister verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond bij besluit van 10 februari 2006. Appellant ging hiertegen in beroep bij de rechtbank, maar deze bevestigde de beslissing van de Minister op 27 december 2006.

Appellant stelde dat de financiële vergoeding die hij ontving van de Minister geen subsidie was, maar een tegenprestatie op basis van een overeenkomst met de Staat. De rechtbank oordeelde echter dat de door appellant ontvangen bijdragen voor agrarisch natuurbeheer niet konden worden gekwalificeerd als betaling voor geleverde goederen of diensten, maar als subsidie in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde deze conclusie en oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren voor appellants standpunt dat de financiële bijdragen op basis van een privaatrechtelijke overeenkomst werden verstrekt.

De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, aangezien hiervoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gedaan op 18 juli 2007.

Uitspraak

200700955/1.
Datum uitspraak: 18 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/794 van de rechtbank Leeuwarden van 27 december 2006 in het geding tussen:
appellant
en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2005 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Minister) de bij besluit van 2 april 2001 aan appellant verleende subsidie herzien en van appellant een bedrag van € 589,74 teruggevorderd.
Bij besluit van 10 februari 2006 heeft de Minister het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 december 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 februari 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 maart 2007 is van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juni 2007, waar appellant, in persoon, zijn [gemachtigde] en mr. R.A.M. Verheyden, als gemachtigde van de Minister, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 4:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder subsidie verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
2.2.    Niet in geschil is dat appellant een aanspraak op financiële middelen heeft, die door de Minister worden verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van appellant.
2.3.    Appellant heeft in hoger beroep uitsluitend betoogd dat de rechtbank heeft miskend dat de financiële vergoeding die hij verkrijgt van de Minister, geen subsidie is maar een tegenprestatie van de Minister op basis van een tussen hem en de Staat gesloten overeenkomst. In het verlengde daarvan is de rechtbank volgens appellant ten onrechte tot de conclusie gekomen dat de verlaging van de vergoeding niet kan worden aangemerkt als een eenzijdige wijziging van een privaatrechtelijke overeenkomst.
2.4.    Het betoog van appellant faalt. Terecht heeft de rechtbank geoordeeld dat de door appellant ontvangen bijdragen voor het in stand houden van beheerspakketten gericht op agrarisch natuurbeheer niet kunnen worden gekwalificeerd als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. De aanvraag van appellant en het besluit van de Minister waren gebaseerd op de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer en ook de financiële middelen die appellant vervolgens van de Minister heeft ontvangen, vonden hun grondslag in die regeling. Daarmee is die verstrekking van deze financiële middelen een subsidie in de zin van de Awb. Voor appellants standpunt dat de financiële bijdragen op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst tot dienstverlening werden verstrekt, bestaat geen enkel aanknopingspunt.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. J.H.B. van der Meer en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Van Meurs-Heuvel
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2007
47-554.