ECLI:NL:RVS:2007:BA9836

Raad van State

Datum uitspraak
18 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607930/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.R. Schaafsma
  • C.W. Mouton
  • G.N. Roes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging milieuvergunning Texaco Nederland B.V. voor tankstation in Franekeradeel

In deze zaak heeft de Raad van State op 18 juli 2007 uitspraak gedaan over de wijziging van een milieuvergunning voor een tankstation, verleend aan Texaco Nederland B.V. Het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel had op 20 september 2006 de vergunning gewijzigd op basis van artikel 8.23 van de Wet milieubeheer. De wijziging hield in dat de jaarlijkse doorzet van LPG beneden de 1.000 m³ diende te blijven. Dit besluit werd op 21 september 2006 ter inzage gelegd.

Tegen deze wijziging hebben twee appellanten beroep ingesteld. Appellante sub 1, Texaco Nederland B.V., heeft haar beroep aangevuld op 12 december 2006, terwijl appellante sub 2 haar beroep aanvulde op 24 november 2006. De Raad van State heeft de zaak op 11 juni 2007 behandeld, waarbij beide appellanten en de vertegenwoordigers van de gemeente aanwezig waren.

De Raad van State oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd waarom de jaarlijkse doorzet van LPG verlaagd moest worden. Bovendien was het bestreden besluit in strijd met de Algemene wet bestuursrecht, omdat het niet deugdelijk gemotiveerd was. De beroepen zijn gegrond verklaard, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel is vernietigd. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan appellante sub 1 en is het griffierecht aan beide appellanten vergoed.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij besluiten die invloed hebben op milieuvergunningen, en bevestigt dat bestaande situaties anders behandeld dienen te worden dan nieuwe situaties, zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

Uitspraak

200607930/1.
Datum uitspraak: 18 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Texaco Nederland B.V.", gevestigd te Rotterdam,
2.    [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2006 heeft verweerder de op 11 december 2000 aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Texaco Nederland B.V." verleende milieuvergunning voor een tankstation op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: de inrichting) op grond van artikel 8.23 van de Wet milieubeheer gewijzigd. Dit besluit is op 21 september 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellante sub 1 bij brief van 31 oktober 2006, bij de Raad van State op dezelfde dag per fax ingekomen, en appellante sub 2 bij brief van 1 november 2006, bij de Raad van State op dezelfde dag per fax ingekomen, beroep ingesteld. Appellante sub 1 heeft haar beroep aangevuld bij brief van 12 december 2006. Appellante sub 2 heeft haar beroep aangevuld bij brief van 24 november 2006.
Bij brief van 22 januari 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juni 2007, waar appellante sub 1, vertegenwoordigd door mr. G.H. Meyerman en mr. M. Klijnstra, advocaat te Amsterdam, en appellante sub 2, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.D. van der Ploeg, ambtenaar van de gemeente, en ing. K. Bokma, medewerker van de Milieuadviesdienst te Leeuwarden, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij het bestreden besluit heeft verweerder een voorschrift aan de voor de inrichting geldende vergunning verbonden waaruit volgt dat de jaarlijkse doorzet aan LPG beneden de 1.000 m³ dient te blijven. Volgens verweerder is het noodzakelijk een dergelijk voorschrift aan de vergunning te verbinden, nu de in tabel 1, van bijlage 1, bij de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: de Revi) genoemde afstanden slechts gehanteerd kunnen worden indien de doorzet van LPG minder dan 1.500 m³ per jaar bedraagt.
2.2.    Beide appellanten, die respectievelijk vergunninghoudster en de exploitante van het tankstation zijn, voeren aan dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de jaarlijkse doorzet van LPG verlaagd dient te worden.
2.3.    Verweerder is voor de in acht te nemen afstanden in het bestreden besluit uitgegaan van tabel 1, van bijlage 1, bij de Revi. Deze tabel ziet echter op nieuwe situaties, terwijl het hier een bestaande situatie betreft waarop, ingevolge artikel 9 van de Revi, tabel 2, van bijlage 1, bij de Revi van toepassing is. Gelet hierop is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet deugdelijk gemotiveerd.
2.4.    De beroepen zijn gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
2.5.    Verweerder dient ten aanzien van appellante sub 1 op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is ten aanzien van appellante sub 2 niet gebleken.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart de beroepen gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel van 20 september 2006;
III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel tot vergoeding van bij appellante sub 1 in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Franekeradeel aan appellante sub 1 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV.    gelast dat de gemeente Franekeradeel aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) voor appellante sub 1 en € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) voor appellante sub 2 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.R. Schaafsma, Voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. G.N. Roes, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Schaafsma     w.g. Van Hardeveld
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2007
312-492.