ECLI:NL:RVS:2007:BB0764

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704256/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor windmolens in Dronten

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Windpark Kubbeweg B.V." hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Dronten, dat op 14 juni 2006 vrijstelling en een bouwvergunning heeft verleend voor de bouw van drie windmolens op een perceel in Dronten. De verzoekster heeft op 20 juni 2007 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij de Raad van State, welke zaak op 12 juli 2007 ter zitting is behandeld. Tijdens deze zitting was verzoekster vertegenwoordigd door mr. A.M.C. Marius-van Eeghen, terwijl de vergunninghouder werd vertegenwoordigd door mr. ing. A.P.J. Timmermans. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mr. T.M.A. Claessens, heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij heeft vastgesteld dat de vraag of verzoekster belanghebbende is bij het besluit van 14 juni 2006 minder goed te beantwoorden is in deze procedure. De Voorzitter concludeert dat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 23 juli 2007.

Uitspraak

200704256/2.
Datum uitspraak: 23 juli 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Windpark Kubbeweg B.V.", gevestigd te Biddinghuizen, gemeente Dronten,
verzoekster,
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06/2712 en 07/760 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 15 juni 2007 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Dronten.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 14 juni 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Dronten (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van drie windmolens op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 12 december 2006 heeft het college het door verzoekster daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juni 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad, voor zover thans van belang, het door verzoekster daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het door verzoekster gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 20 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 juni 2007.
Bij brief van 29 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 juli 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.M.C. Marius-van Eeghen, advocaat te Den Haag, is verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. ing. A.P.J. Timmermans.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    De vraag of verzoekster belanghebbende is bij het besluit van 14 juni 2006 in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht leent zich minder goed voor beantwoording in deze procedure. Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd, geeft op voorhand evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling en bouwvergunning niet mochten worden verleend. Gelet hierop en op het financiële belang van vergunninghouder bij de bouw van de drie windmolens, ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3.    Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens     w.g. Van Roessel
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2007
457.