ECLI:NL:RVS:2007:BB1293

Raad van State

Datum uitspraak
2 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702603/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • H.A. Bultema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing goedkeuringsbesluit bestemmingsplan Centrum Sint-Michielsgestel

Op 2 maart 2006 heeft de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel het bestemmingsplan "Centrum Sint-Michielsgestel" vastgesteld. Dit plan is op 21 november 2006 goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, maar is op 20 maart 2007 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vernietigd. Op 26 maart 2007 heeft verweerder medegedeeld dat het bestemmingsplan van rechtswege is goedgekeurd. Verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak is behandeld op 16 juli 2007.

De Voorzitter heeft overwogen dat de verzoeken van de verzoekers sub 1, verzoeker sub 3 en verzoekers sub 4 voor toewijzing in aanmerking komen, terwijl de verzoeken van verzoekster sub 2 zijn toegewezen. De Voorzitter heeft de goedkeuring van het bestemmingsplan geschorst voor de plandelen die zijn aangeduid op de bij de uitspraak behorende kaarten. De Voorzitter heeft daarbij rekening gehouden met de mogelijke aantasting van het woon- en leefklimaat van de verzoekers en de cultuurhistorische waarden van het gebied. De Voorzitter heeft ook de proceskosten van de verzoekers in acht genomen en verweerder veroordeeld tot vergoeding van deze kosten.

De beslissing van de Voorzitter is genomen met het oog op de onomkeerbare gevolgen die de inwerkingtreding van het plan kan hebben, en om te waarborgen dat het zelfstandige toetsingskader voor de bezwaren in de vrijstellingsprocedure niet wordt beïnvloed door de goedkeuring van het plan. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 augustus 2007.

Uitspraak

200702603/2.
Datum uitspraak: 2 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1.    [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    [verzoekster sub 2], wonend te [woonplaats],
3.    [verzoeker sub 3], wonend te [woonplaats],
4.    de vereniging "BB-Gestel", gevestigd te Sint-Michielsgestel, en de vereniging "Vereniging tot Behoud van het Groene Hart van Brabant", gevestigd te Den Dungen (hierna: BB-Gestel en Het Groene Hart),
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 2 maart 2006 heeft de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel het bestemmingsplan "Centrum Sint-Michielsgestel" vastgesteld.
Bij besluit van 21 november 2006, no. 1182811, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Bij uitspraak van 20 maart 2007, no. 200700231/3, heeft de Afdeling dit besluit vernietigd.
Bij brief van 26 maart 2007, kenmerk 1255434/1281944, heeft verweerder medegedeeld dat het bestemmingsplan van rechtswege is goedgekeurd.
Tegen het goedkeuringsbesluit van rechtswege hebben onder meer verzoekers sub 1 bij brief van 11 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 12 april 2007, verzoekster sub 2 bij brief van 1 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2007, verzoeker sub 3 bij faxbericht van 9 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2007, en verzoekers sub 4 bij brief van 14 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 15 mei 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 8 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2007, hebben verzoekers sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 1 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 2 mei 2007, heeft verzoekster sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij faxbericht van 9 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9 mei 2007, heeft verzoeker sub 3 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 14 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op 15 mei 2007, hebben verzoekers sub 4 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2007, waar verzoekers sub 1, vertegenwoordigd door mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te Rosmalen, verzoekster sub 2, vertegenwoordigd door mr. Y.M. van der Meulen en ir. J.F.C. Kupers, verzoeker sub 3, vertegenwoordigd door mr. M.J.H.M. Verhoeven, advocaat te Waalre, en verzoekers sub 4, vertegenwoordigd door [bestuursleden] van Het Groene Hart, en verweerder, vertegenwoordigd door A.J. Vos, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts zijn als partij gehoord de gemeenteraad van Sint-Michielsgestel, vertegenwoordigd door mr. D.S.P. Fransen, advocaat te Amsterdam, mr. J.C.M. Pommer, burgemeester, J.P. van Doorn-van Tuijl, wethouder, ing. R.G.M. Louwers, ir. O.G. Seinen en A. Hoogstad, ambtenaren van de gemeente, en Bouwvereniging Huis & Erf, vertegenwoordigd door [manager] Vastgoed.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Met het plan wordt onder meer beoogd de herontwikkeling van het westelijke gedeelte van het centrum van Sint-Michielsgestel mogelijk te maken. Daartoe voorziet het plan in de nieuwbouw van woningen, winkelpanden, parkeerplaatsen en de verlegging van de Schijndelseweg.
Verder maakt het plan in het oostelijke deel van het plangebied de bouw van een appartementencomplex aan de Spijt naast Café Ons Moeder mogelijk.
2.3.    [verzoekers sub 1] wonen aan de [locatie 1]. Zij voeren aan dat het plan ten onrechte is goedgekeurd voor zover dat de verlegging van de Schijndelseweg alsmede bouw van een appartementencomplex ten zuiden van de verlegde Schijndelseweg mogelijk maakt. Verzoekers vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat ten gevolge van de verlegging van de Schijndelseweg. Verder betogen zij onder meer dat de bouw van het appartementencomplex afbreuk doet aan de cultuurhistorische karakteristiek van het Dommeldal.
2.3.1.    [verzoeker sub 3] is eigenaar van een aantal percelen in het westelijke gedeelte van het plangebied. Hij voert aan dat het plan ten onrechte is goedgekeurd voor zover dat de herontwikkeling van het westelijke deel van het centrum mogelijk maakt. Verzoeker wenst een alternatieve planregeling waarin ruimte wordt geboden aan het zogeheten plan [verzoeker sub 3].
2.3.2.    BB-Gestel en Het Groene Hart voeren aan dat het plan ten onrechte is goedgekeurd voor zover dat de herontwikkeling van het westelijke deel van het centrum mogelijk maakt. Volgens verzoekers is de mogelijk gemaakte herontwikkeling in strijd met het rijks- en provinciaal beleid ter bescherming van cultuurhistorische en historische stedenbouwkundige waarden.
2.4.    Ter zitting is van de zijde van de gemeenteraad verklaard dat verwezenlijking van het zogeheten Albert Heijn-blok als eerste ter hand zal worden genomen. De gemeenteraad heeft voorts verklaard dat op korte termijn geen relevante ontwikkelingen ten noorden van de Torenstraat zullen plaatsvinden. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat de verzoeken ten aanzien van de plandelen met de bestemming "Centrumdoeleinden 1 - C1" enkel een spoedeisend belang hebben voor zover zij het plandeel ter plaatse van het Albert Heijn-blok betreffen.
2.4.1.    Ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Verkeers- en verblijfsdoeleinden - VV" waarmee beoogd wordt de verlegging van de Schijndelseweg mogelijk te maken, overweegt de Voorzitter het volgende. Ten behoeve van deze verlegging heeft het college van burgemeester en wethouders een vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) verleend. Bij uitspraak van 16 december 2006, zaaknummers AWB 06/2118, AWB 06/1963, AWB 06/2152 en AWB 06/2316, heeft de rechtbank te 's-Hertogenbosch de beroepen tegen de in bezwaar gehandhaafde vrijstelling gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd.
Ten einde te vermijden dat aan het desbetreffende plandeel met de bestemming "Verblijfsdoeleinden - VV" betekenis wordt toegekend in de procedure ingevolge artikel 19 van de WRO en uit de inwerkingtreding van dit planonderdeel zou worden afgeleid dat de bestemming "Verblijfsdoeleinden - VV" ter plaatse als een gegeven zou moeten worden beschouwd, schorst de Voorzitter de goedkeuring van dit planonderdeel om in elk opzicht te vermijden dat het zelfstandige toetsingskader voor het nog te nemen besluit op de bezwaren in de vrijstellingsprocedure door de inwerkingtreding van voormeld planonderdeel wordt beïnvloed.
2.4.2.    Ten aanzien van het zogenoemde Albert Heijn-blok neemt de Voorzitter in aanmerking dat gelet op hetgeen in de toelichting hieromtrent is opgemerkt, alsmede op de plankaart, een onlosmakelijk verband bestaat tussen de verlegging van de Schijndelseweg, het scheppen van parkeerplaatsen en de situering van het Albert Heijn-blok. Reeds hierom dient het plandeel ter plaatse van het Albert Heijn-blok het lot te delen van het in overweging 2.4.1. bedoelde plandeel "Verblijfsdoeleinden - VV".
Daarnaast is gebleken dat het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO een vrijstelling heeft verleend om de nieuwbouw binnen het Albert Heijn-blok mogelijk te maken.
Teneinde te vermijden dat aan het desbetreffende plandeel met de bestemming "Centrumdoeleinden 1 - C1" betekenis wordt toegekend in de procedure ingevolge artikel 19 van de WRO en uit de inwerkingtreding van dit planonderdeel zou worden afgeleid dat de bestemming "Centrumdoeleinden 1 - C1" ter plaatse als een gegeven zou moeten worden beschouwd, schorst de Voorzitter de goedkeuring van dit planonderdeel om in elk opzicht te vermijden dat het zelfstandige toetsingskader voor het nog te nemen besluit op de bezwaren in de vrijstellingsprocedure door de inwerkingtreding van voormeld planonderdeel wordt beïnvloed.
2.4.3.    Wat betreft het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden - W1" ten zuiden van de Schijndelseweg waar het door [verzoekers sub 1] alsmede BB-Gestel en Het Groene Hart bestreden appartementencomplex is voorzien, heeft de Voorzitter twijfel of dit plandeel gelet op de grootschalige bouwmogelijkheden, verenigbaar is met het streekplanbeleid ter zake van cultuurhistorische waarden. Gelet op deze bouwmogelijkheden en in aanmerking genomen dat de gemeenteraad ter zitting heeft verklaard dat overleg plaatsvindt over een alternatieve invulling van het betrokken bouwblok, ziet de Voorzitter aanleiding het betrokken plandeel te schorsen.
2.4.4.    Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek van [verzoekers sub 1] geheel en de verzoeken van [verzoeker sub 3], en BB-Gestel en Het Groene Hart gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komen. Gelet op de onderlinge samenhang met de betrokken plandelen, deelt de goedkeuring van de tussenliggende plandelen in hetzelfde lot. De bedoelde plandelen zijn aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart I.
2.5.    [verzoekster sub 2] exploiteert het [Café] aan [locatie 2] te [plaats]. Zij voert aan dat het plan ten onrechte is goedgekeurd voor zover dat de bouw van een appartementencomplex naast haar café mogelijk wordt gemaakt. Verzoekster vreest dat een goed woon- en leefklimaat in het appartementencomplex niet kan worden gewaarborgd en dat zijzelf genoodzaakt zal worden kostbare geluidisolerende maatregelen te treffen.
2.6.    Ter onderbouwing van haar standpunt heeft verzoekster een akoestisch onderzoek door bureau Kupers & Niggebrugge BV van 4 januari 2007 ingebracht. De gemeenteraad heeft in reactie daarop een rapportage van bureau Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV van 6 juli 2007 ingebracht waarin het akoestisch onderzoek van 4 januari 2007 wordt beoordeeld. Bij brief van 11 juli 2007 heeft Kupers & Niggebrugge BV op verzoek van verzoekster gereageerd op de rapportage van Cauberg-Huygen.
De Voorzitter overweegt dat bij de beantwoording van de vraag of in redelijkheid goedkeuring had kunnen worden verleend aan het plandeel dat de bouw van het betrokken appartementencomplex mogelijk maakt, dient te worden uitgegaan van de maximale mogelijkheden die het plan biedt.
De rapporten van Kupers & Niggebrugge BV en Cauberg-Huygen hebben alle betrekking op het concrete bouwplan van Bouwvereniging Huis & Erf. Gelet hierop en in aanmerking genomen de tegenstrijdige conclusies van de verschillende geluidrapporten, acht de Voorzitter nader onderzoek aangewezen, waarvoor de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent.
In verband hiermee en gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek van [verzoekster sub 2] toe te wijzen en een voorlopige voorziening te treffen ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden - W1" aan het Spijt zoals aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart II.
2.7.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van [verzoekers sub 1], [verzoekster sub 2] en [verzoeker sub 3] te worden veroordeeld. Ten aanzien van BB-Gestel en Het Groene Hart is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het goedkeuringsbesluit van rechtswege, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de plandelen die zijn aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaarten I en II;
II.    wijst de verzoeken van verzoekers sub 1, verzoeker sub 3 en verzoekers sub 4 voor het overige af;
III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij verzoekers sub 1 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 690,39 (zegge: zeshonderdnegentig euro en negenendertig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan verzoekers sub 1 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij verzoekster sub 2 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan verzoekster sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij verzoeker sub 3 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan verzoeker sub 3 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV.    gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor verzoekers sub 1, € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) voor verzoekster sub 2, € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor verzoeker sub 3 en € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) voor verzoekers sub 4 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel     w.g. Bultema
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2007
400.
plankaart 1
plankaart 2