ECLI:NL:RVS:2007:BB2129

Raad van State

Datum uitspraak
13 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702682/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Oosting
  • S. Langeveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Oosterbeek-Zuid 2006

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 augustus 2007 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Oosterbeek-Zuid 2006". De gemeenteraad van Renkum had op 29 juni 2006 dit bestemmingsplan vastgesteld, waarna de goedkeuring door het college van gedeputeerde staten van Gelderland op 27 februari 2007 volgde. Verzoeker, wonend te Oosterbeek, heeft op 25 april 2007 beroep ingesteld tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan en verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 31 juli 2007, waar verzoeker en zijn vertegenwoordiger, R.E. Benschop, aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de verweerder, mr. H.J.R.M. Nelissen, en de gemeenteraad van Renkum, vertegenwoordigd door J.G. Rutjes.

De Voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De beroepstermijn was van 10 april 2007 tot 21 mei 2007, en verzoeker had zijn beroepschrift tijdig ingediend. Het bestemmingsplan was gericht op de actualisering van de bestaande planologische regeling. Verzoeker vreesde onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" en stelde dat het pand, waar het dr. Leo Kannerhuis is gevestigd, mogelijk verkocht zou worden, wat zou leiden tot parkeeroverlast.

De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om het verzoek tot schorsing van het bestemmingsplan toe te wijzen. Er was geen bewijs dat de gebruiksmogelijkheden van het pand wezenlijk zouden veranderen, en er was geen voornemen om het pand te verkopen. De Voorzitter wees het verzoek af en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 13 augustus 2007.

Uitspraak

200702682/2.
Datum uitspraak: 13 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Oosterbeek, gemeente Renkum,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Renkum het bestemmingsplan "Oosterbeek-Zuid 2006" vastgesteld.
Bij besluit van 27 februari 2007, no. 2006-015348, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 23 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 25 april 2007, beroep ingesteld. Verzoeker heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 25 juli 2007. Bij brief van 23 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 25 april 2007, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 juli 2007, waar verzoeker, in persoon, en bijgestaan door R.E. Benschop, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. H.J.R.M. Nelissen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Renkum, vertegenwoordigd door J.G. Rutjes, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het besluit omtrent goedkeuring is op 2 maart 2007 verzonden aan de gemeenteraad. Het verzoek- en beroepschrift van verzoeker zijn per fax op 25 april 2007 ingekomen bij de Afdeling. De Voorzitter ziet, anders dan de gemeenteraad, geen aanleiding voor de verwachting dat het beroep van verzoeker in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Ingevolge artikel 29, derde lid, in samenhang met artikel 56a, onder b, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is de beroepstermijn begonnen op 10 april 2007 en geëindigd op 21 mei 2007. Hieruit volgt dat verzoeker zijn beroepschrift tijdig heeft ingediend.
2.3.    Het bestemmingsplan "Oosterbeek-Zuid 2006" is volgens de plantoelichting primair gericht op de actualisering van de bestaande planologische regeling, om daarmee een beter beheer van de bestaande situatie mogelijk te maken.
2.4.    Ter zitting is vast komen te staan dat het verzoek tot schorsing ziet op het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" ter plaatse van het [perceel] van [locatie]. Verzoeker beoogt met zijn verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plandeel te voorkomen. Ter zitting heeft verzoeker gesteld dat het verzoek met name is ingegeven door de vrees dat het pand zal worden verkocht, waarna gebruik zal worden gemaakt van de - zijns inziens - te ruime mogelijkheden die artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften biedt. Voorts vreest hij bij functiewijziging van het pand voor parkeeroverlast.
2.5.    Op het perceel is het dr. Leo Kannerhuis gevestigd, een instelling ten behoeve van de huisvesting en behandeling van autistische jongeren. Op het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" staat het hoofdgebouw van de instelling. In de directe omgeving van het perceel staat een aantal tot de instelling behorende woningen waarin autistische jongeren zijn gehuisvest.
Voor zover verzoeker stelt dat de bestemmingsbepaling van het vastgestelde plan ten opzichte van de bestemmingsbepaling in het ontwerpplan te ruim is, overweegt de Voorzitter dat geen grond bestaat voor het oordeel dat de gebruiksmogelijkheden binnen de bestemming "Maatschappelijke doeleinden", welke bestemming mede op verzoek van verzoeker is toegekend, zo wezenlijk verruimd zijn dat hierin grond zou moeten worden gezien het besluit op dit punt te schorsen. Op voorhand valt evenmin in te zien hoe functiewijziging van het pand zal leiden tot parkeeroverlast.
Voorts wordt overwogen dat, zo een ander gebruik dan het huidige al onomkeerbare gevolgen met zich zou brengen, niet is gebleken van een voornemen om het pand te verkopen. Hierbij wordt, naast het gegeven dat het pand in de huidige situatie al onderdeel uitmaakt van een groter complex met woningen ter plaatse die horen bij het dr. Leo Kannerhuis, tevens van betekenis geacht dat ter zitting naar voren is gebracht dat onlangs voor het aan het hoofdgebouw grenzende perceel bouwvergunning is verleend voor een gebouw waarin twaalf autistische jongeren kunnen worden gehuisvest.
2.6.    Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting    w.g. Langeveld
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2007
317-533.