ECLI:NL:RVS:2007:BB2473

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702239/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • I. Beurmanjer-de Lange
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor melkgeitenhouderij en bezwaar tegen stankhinder

In deze zaak heeft de Raad van State op 29 augustus 2007 uitspraak gedaan over een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel. Het college had op 6 februari 2007 een vergunning verleend aan [vergunninghouder] voor het veranderen van een melkgeitenhouderij op een perceel gelegen te [plaats]. Dit besluit werd op 22 februari 2007 ter inzage gelegd. Appellante, gevestigd te [plaats], heeft op 28 maart 2007 beroep ingesteld tegen dit besluit, dat op 29 maart 2007 bij de Raad van State is ingekomen. In haar beroep vreesde appellante voor stankhinder, omdat volgens haar mechanische ventilatie van de stallen niet mogelijk zou zijn door de open zijden van de stallen.

De Raad van State heeft de zaak op 14 augustus 2007 ter zitting behandeld, waarbij verweerder werd vertegenwoordigd door F. Kabbouti en ing. J.A.M. Coppens, ambtenaren van de gemeente. De vergunninghouder was ook aanwezig. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat, gezien de toelichting van de vergunninghouder en de aan de vergunning verbonden voorschriften, er een onderdruksituatie in de stallen is gewaarborgd. Dit zou ervoor zorgen dat er geen of slechts verwaarloosbare ventilatieverliezen optreden door openingen die niet zijn opgenomen in de vergunning. Het bezwaar van appellante werd ongegrond verklaard.

Daarnaast stelde de Afdeling vast dat het beroepschrift van appellante grotendeels een herhaling was van de eerder ingediende zienswijzen tegen het ontwerp van het bestreden besluit. Appellante heeft geen nieuwe gronden aangevoerd die de reactie van verweerder op deze zienswijzen zouden weerleggen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200702239/1.
Datum uitspraak: 29 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 6 februari 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van melkgeitenhouderij gelegen op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 22 februari 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 28 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 29 maart 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 27 april 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 augustus 2007, verweerder, vertegenwoordigd door F. Kabbouti en ing. J.A.M. Coppens, ambtenaren van de gemeente, is verschenen. Voorts is vergunninghouder in persoon als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante vreest voor stankhinder nu mechanische ventilatie van de stallen volgens haar niet mogelijk is, omdat de stallen aan drie zijden open zijn.
Naar het oordeel van de Afdeling is, gezien de toelichting van vergunninghouder ter zitting en de aan de vergunning verbonden voorschriften, gewaarborgd dat in de stallen een onderdruksituatie bestaat die waarborgt dat geen of slechts te verwaarlozen ventilatieverliezen door andere openingen dan de in de vergunning opgenomen emissiepunten optreden. Het bezwaar is ongegrond.
2.2.    De Afdeling stelt voor het overige vast dat het beroepschrift van appellante een nagenoeg woordelijke herhaling is van de tegen het ontwerp van het bestreden besluit ingebrachte zienswijzen. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn reactie daarop gegeven. Appellante heeft in het beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom deze reactie onjuist zou zijn. Ook voor het overige zijn daarvoor geen gronden.
2.3.    Het beroep is ongegrond.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I. Beurmanjer-de Lange, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll    w.g. Beurmanjer-de Lange
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2007
241-492.