ECLI:NL:RVS:2007:BB2929

Raad van State

Datum uitspraak
31 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704997/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
  • M.J.M. Mathot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake parkeerontheffing door college van burgemeester en wethouders van Eindhoven

Op 31 augustus 2007 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een hoger beroep van een verzoeker uit Eindhoven tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven om een parkeerontheffing te verlenen. Het college had op 17 mei 2005 het verzoek om ontheffing afgewezen, waarna de verzoeker bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 23 november 2006 ongegrond verklaard. De verzoeker ging vervolgens in beroep bij de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 19 juni 2007 het beroep ongegrond verklaarde.

Tegen deze uitspraak heeft de verzoeker hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft de zaak op 16 augustus 2007 ter zitting behandeld, waarbij het college vertegenwoordigd was door mr. J.N.H. Kepers. De Voorzitter oordeelde dat de voorlopige voorziening niet noodzakelijk was, omdat het college had verklaard voorlopig niet handhavend op te treden tegen de aanhangers die onderwerp van het ontheffingsverzoek waren. Hierdoor ontbrak het verzoeker aan spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 31 augustus 2007.

Uitspraak

200704997/2.
Datum uitspraak: 31 augustus 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Eindhoven,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/4790 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 juni 2007 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 17 mei 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (hierna: het college) de door [verzoeker] aangevraagde parkeerontheffing geweigerd.
Bij besluit van 23 november 2006 heeft het college het daartegen door verzoeker gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juni 2007, verzonden op 20 juni 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 16 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 18 juli 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 augustus 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. J.N.H. Kepers, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    De voorlopige voorziening moet worden geacht ertoe te strekken dat verzoeker wordt behandeld als ware de gevraagde ontheffing hem verleend. Ter zitting is zijdens het college verklaard dat de aanhangers waar het ontheffingsverzoek op ziet nog steeds in de nabijheid van de woning van verzoeker worden geparkeerd en dat het college vooralsnog niet voornemens is daartegen handhavend op te treden. Onder deze omstandigheden heeft verzoeker geen spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk    w.g. Mathot
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2007
413.