ECLI:NL:RVS:2007:BB3402

Raad van State

Datum uitspraak
5 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705172/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • I.A. Molenaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking erkenning voor periodieke keuringen van voertuigen en verzoek om voorlopige voorziening

Op 5 september 2007 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer, verzoeker, de erkenning van [wederpartij] voor het uitvoeren van periodieke keuringen van voertuigen tot en met 3500 kg heeft ingetrokken. Dit besluit, genomen op 13 februari 2007, was voor een periode van 12 weken. De intrekking volgde op een steekproef waarbij geconstateerd werd dat het voertuig niet voldeed aan de keuringseisen.

Tegen deze intrekking heeft [wederpartij] bezwaar gemaakt, dat door verzoeker ongegrond werd verklaard op 11 mei 2007. Vervolgens heeft [wederpartij] beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam, die op 11 juli 2007 het beroep gegrond verklaarde en de intrekking van de erkenning vernietigde. Verzoeker heeft hierop hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 23 augustus 2007 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de keurmeester niet aanwezig was bij de steekproef, wat leidde tot een niet-ondertekend steekproefcontrolerapport. De Voorzitter oordeelde dat de afwezigheid van de keurmeester niet verwijtbaar was aan verzoeker, maar dat de procedure rondom de ondertekening van het rapport niet correct was gevolgd.

Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, waarbij de belangen van [wederpartij] bij het kunnen blijven uitvoeren van APK-keuringen zwaar wogen. Verzoeker werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [wederpartij] tot een bedrag van € 322,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

200705172/2.
Datum uitspraak: 5 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer, gevestigd te Zoetermeer,
verzoeker,
tegen de uitspraak in de zaken nos. VWET 07/2102 en WET 07/2103 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 11 juli 2007 in het geding tussen:
[wederpartij],
en
verzoeker.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 februari 2007 heeft verzoeker de erkenning van [wederpartij] voor het uitvoeren van periodieke keuringen van voertuigen tot en met 3500 kg voor de keuringsplaats met het keuringsinstantienummer […] te Rotterdam ingetrokken voor de duur van 12 weken.
Bij besluit van 11 mei 2007 heeft verzoeker het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 11 juli 2007 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, hetgeen in dit geval inhoudt dat het besluit van 13 februari 2007 wordt herroepen.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 23 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 23 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2007, waar verzoeker, vertegenwoordigd door drs. J. Greidanus, werkzaam bij de Dienst Wegverkeer, en [wederpartij], in persoon en bijgestaan door mr. J.R. Juriaans, advocaat te Leiden, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Ingevolge artikel 45, zesde lid, van de Erkenningsregeling APK wordt, indien bij de steekproef wordt vastgesteld dat het voertuig niet voldoet aan de keuringseisen, het voertuig onterecht is af- of goedgekeurd, het keuringsrapport onjuist of onvolledig is ingevuld of indien wordt geconstateerd dat de voorschriften met betrekking tot de steekproef niet in acht zijn genomen, door de daartoe aangewezen functionaris van de Dienst Wegverkeer een steekproefcontrolerapport opgemaakt dat door deze wordt ondertekend alsmede door de keurmeester.
2.3.    Het steekproefcontrolerapport waarop verzoeker het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft gebaseerd - waarin is vermeld dat het voertuig dat aan een steekproef was onderworpen niet aanwezig was - is niet mede ondertekend door de keurmeester wegens diens afwezigheid. De afwezigheid van de keurmeester is door verzoeker niet verwijtbaar geacht.
Niet in geschil is dat de steekproefcontroleur, nadat hij had geconstateerd dat de keurmeester niet aanwezig was, het rapport niet ter ondertekening aan erkenninghouder [wederpartij] heeft voorgelegd, hoewel deze ter plaatse aanwezig was en uit de tekst van het formulier waarop het rapport is opgemaakt blijkt dat ook de erkenninghouder dit kan ondertekenen. Voorts heeft verzoeker ter zitting verklaard dat het gebruikelijk is om, indien de keurmeester het rapport niet kan ondertekenen, het rapport door een ander te laten ondertekenen en daarbij aan te tekenen of diegene tot tekenen bevoegd is. Onder deze omstandigheden is er geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de aangevallen uitspraak, gelet op hetgeen de voorzieningenrechter heeft overwogen over de gang van zaken tijdens de steekproefcontrole, geen stand zal houden.
2.4.    Gelet hierop en de belangen van [wederpartij] bij het kunnen blijven uitvoeren van APK-keuringen in aanmerking genomen, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5.    Verzoeker dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    wijst het verzoek af;
II.    veroordeelt de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de Dienst Wegverkeer aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Molenaar
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 september 2007
413-369.