ECLI:NL:RVS:2007:BB3816
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- T.M.A. Claessens
- M.M. van der Smissen
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in geschil over huisvestingsvergunning en ontruiming door college van burgemeester en wethouders van Utrecht
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht op 12 december 2006 besloten dat de woonruimte op [locatie] te [plaats] door het vertrek van verzoeker vrijgekomen is voor distributie. Het college weigerde verzoeker en de huidige gebruikers een huisvestingsvergunning en beval ontruiming, met bestuursdwang als dreiging bij gebreke daarvan. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard op 21 juni 2007. Vervolgens heeft verzoeker hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij op 16 augustus 2007 verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 6 september 2007, waar verzoeker, bijgestaan door zijn zoon en advocaat mr. R. de Vries, aanwezig was, evenals vertegenwoordigers van het college.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in zijn oordeel aangegeven dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat verzoeker en zijn echtgenote, die zich niet hebben uitgeschreven uit de gemeentelijke basisadministratie, de woning daadwerkelijk hebben verlaten door hun verblijf in Marokko. Dit oordeel heeft een voorlopig karakter en is niet bindend voor de bodemprocedure. De Voorzitter heeft besloten om de besluiten van het college van 21 juni 2007 en 12 december 2006 te schorsen totdat de Afdeling in het bodemgeschil uitspraak heeft gedaan. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan verzoeker en het terugbetalen van griffierecht.
De uitspraak is gedaan op 13 september 2007 en benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de betrokken belangen, waarbij de Voorzitter geen dringende belangen aan de zijde van het college heeft geconstateerd die een spoedige uitspraak in de bodemprocedure zouden rechtvaardigen.