ECLI:NL:RVS:2007:BB3834

Raad van State

Datum uitspraak
14 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705898/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • M.M. van der Smissen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestuursdwang voor woonschip in gemeente Meppel

Op 14 september 2007 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, wonend te [woonplaats], in hoger beroep ging tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Meppel. Dit college had op 16 februari 2007 besloten dat verzoekster haar woonschip moest verwijderen naar een ligplaats buiten de gemeente Meppel, onder aanzegging van bestuursdwang. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar op 25 juni 2007 ongegrond. De voorzieningenrechter van de rechtbank Assen had op 10 augustus 2007 het beroep van verzoekster tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.

Verzoekster verzocht de Voorzitter om een voorlopige voorziening, zodat het college niet tot uitvoering van de bestuursdwang zou overgaan totdat er een uitspraak in het hoger beroep was gedaan. Tijdens de zitting op 6 september 2007, waar verzoekster werd bijgestaan door haar advocaat mr. drs. D.J. Gutter, werd het verzoek besproken. De Voorzitter oordeelde dat de vraag of verzoekster aanspraak kon maken op overgangsrecht van het bestemmingsplan beslissend was voor de beoordeling van het geschil. Dit aspect leende zich echter niet voor beantwoording in het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter besloot uiteindelijk om het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Meppel van 25 juni 2007 en het besluit van 16 februari 2007 te schorsen, totdat de Afdeling in het bodemgeschil uitspraak zou doen. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster, die op € 683,73 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 214,00 diende door de gemeente aan verzoekster te worden vergoed. Deze uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 september 2007.

Uitspraak

200705898/2.
Datum uitspraak: 14 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. 07/589 en 07/590 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen van 10 augustus 2007 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Meppel.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Meppel (hierna: het college) verzoekster onder aanzegging van bestuursdwang gelast haar woonschip te verwijderen naar een ligplaats buiten de gemeente Meppel.
Bij besluit van 25 juni 2007 heeft het college het door verzoekster daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 augustus 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen, voor zover thans van belang, het door verzoekster daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 13 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 16 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 17 augustus 2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 30 augustus 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 september 2007, waar verzoekster, in persoon en bijgestaan door mr. drs. D.J. Gutter, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door H. Wortelboer en mr. M. Kuipers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college in afwachting van de uitspraak op het door verzoekster ingestelde hoger beroep niet zal overgaan tot uitvoering van de bij besluit 16 februari 2007, zoals gehandhaafd bij besluit van 25 juni 2007, aangezegde bestuursdwang.
2.3.    Gelet op hetgeen verzoekster heeft aangevoerd over de toepasselijkheid van het overgangsrecht van het geldende bestemmingsplan en de bevestiging van het college ter zitting dat, indien verzoekster aanspraak kan ontlenen aan dit overgangsrecht, niet zal worden getoetst aan de Woonschepenverordening van de gemeente Meppel zodat verzoekster in aanmerking kan komen voor een zogenoemde gedoogregistratie, is het antwoord op de vraag of in dit geval aanspraak kan worden ontleend aan de overgangsbepalingen in het geldende bestemmingsplan beslissend voor de beoordeling van het geschil. Deze vraag leent zich niet voor beantwoording in het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening. Gelet hierop en gelet op de betrokken belangen, waarbij niet is gebleken van zodanig dringende belangen aan de zijde van het college dat de uitspraak op het hoger beroep niet kan worden afgewacht, ziet de Voorzitter aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Meppel van 25 juni 2007, kenmerk 2007-8916, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Meppel van 16 februari 2007, kenmerk 2007-2050, totdat de Afdeling in het bodemgeschil uitspraak heeft gedaan;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Meppel tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 683,73 (zegge: zeshonderddrieëntachtig euro en drieënzeventig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Meppel aan de Secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 192323091) onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de gemeente Meppel aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 214,00 (zegge: tweehonderdveertien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens    w.g. Van der Smissen
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2007
419.