ECLI:NL:RVS:2007:BB4691

Raad van State

Datum uitspraak
27 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706442/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • T.M.A. Claessens
  • A.M.L. Hanrath
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een dwangsombesluit inzake bouwvergunning voor dakterras en bijbehorende voorzieningen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Borne op 31 mei 2006 een besluit genomen waarbij verzoeker werd gelast om binnen vier weken een aantal bouwwerken, waaronder een hekwerk en een privacyscherm op het dak van zijn carport, te verwijderen. Tevens werd verzoeker opgedragen het gebruik van het dak als dakterras te beëindigen en een vloerafscheiding te plaatsen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt, waarop het college op 17 juli 2007 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde, maar het merendeel van de bezwaren ongegrond verklaarde. Verzoeker heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 13 september 2007 behandeld. De Voorzitter oordeelde dat het verzoek tot schorsing van het dwangsombesluit niet kon worden toegewezen. De voorzieningenrechter had eerder geoordeeld dat de bouwwerken bouwvergunningplichtig waren en dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De Voorzitter zag geen aanleiding om dit oordeel te betwisten, ook niet in het licht van het door verzoeker aangevoerde gedoogbeleid van het college. De Voorzitter concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 september 2007.

Uitspraak

200706442/2.
Datum uitspraak: 27 september 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. 07/943 en 07/944 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 6 september 2007 in het geding tussen:
1. verzoeker, en
2. [wederpartij], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Borne.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Borne (hierna: het college) verzoeker onder oplegging van een dwangsom gelast binnen vier weken het hekwerk en het privacyscherm op (rondom) het dak van de carport op het perceel [locatie] te [plaats] en de daarop aanwezige bloembak en vlonderplanken te verwijderen en verwijderd te houden, het gebruik van het dak van die carport als dakterras te beëindigen en beëindigd te houden en een vloerafscheiding te plaatsen met een hoogte van ten minste 1 meter voor de deur die toegang geeft tot het dak van die carport.
Bij besluit van 17 juli 2007 heeft het college het door verzoeker daartegen gemaakte bezwaar, voor zover gericht tegen het beëindigen van het gebruik als dakterras, gegrond verklaard en het primaire besluit in zoverre herroepen. Voor het overige heeft het college het door verzoeker daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 september 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 7 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 7 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2007, waar verzoeker, bijgestaan door zijn echtgenote [wederpartij] en door mr. J.H.B. Averdijk, advocaat te Enschede, en het college, vertegenwoordigd door A.H. Oude Middendorp en M.H.J. Oude Elferink, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het verzoek strekt tot schorsing van het dwangsombesluit tot zes weken nadat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan.
2.3.    Genomen besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt te meer indien, zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het tegen het besluit ingestelde beroep ongegrond heeft bevonden.
Voor het hekwerk en het privacyscherm is bouwvergunning geweigerd en deze weigering is in rechte onaantastbaar. De voorzieningenrechter heeft het hekwerk, het privacyscherm en de vlonders op de carport als met elkaar samenhangende bouwkundige voorzieningen aangemerkt, als gevolg waarvan ook de vlonders bouwvergunningplichtig zijn. Voorts heeft de voorzieningenrechter de bloembak niet als bouwvergunningvrij tuinmeubilair aangemerkt. De Voorzitter ziet voorshands in hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen grond dit oordeel voor onjuist te houden. Nu voormelde bouwwerken zonder bouwvergunning zijn opgericht, heeft de voorzieningenrechter met juistheid geoordeeld dat daartegen door het college handhavend kon worden opgetreden.
Voor het oordeel dat het college in dit geval van handhavend optreden had dienen af te zien, nu tegen andere dakterrassen in de omgeving evenmin wordt opgetreden, ziet de Voorzitter thans ook geen aanleiding. Dat het college, naar gesteld, jarenlang een gedoogbeleid heeft gevoerd ten aanzien van illegaal opgerichte dakterrassen, doet er niet aan af dat het college bevoegd is zijn beleid te wijzigen. Niet gebleken is dat het college in gelijke gevallen niet handhavend zal optreden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de omstandigheid dat ook ten aanzien van andere dakterrassen aanleiding bestaat handhavend op te treden, niet betekent dat het college tegen alle gevallen gelijktijdig dient op te treden.
Hetgeen verzoeker overigens heeft aangevoerd, geeft evenmin aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de last onder dwangsom niet mocht worden opgelegd. Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4.    Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5.    Voor proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens     w.g. Hanrath
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2007
392.