ECLI:NL:RVS:2007:BB5203
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Boll
- J. Fransen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vergunning voor melkrundveehouderij door de Raad van State
Op 10 oktober 2007 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een revisievergunning voor een melkrundveehouderij, gelegen aan [locatie 1] te [plaats]. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Boxtel op 9 januari 2007. Dit besluit werd op 18 januari 2007 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning heeft appellant, wonend te [woonplaats], beroep ingesteld bij de Raad van State op 27 februari 2007, met aanvullende gronden op 27 maart 2007. De verweerder heeft op 17 april 2007 een verweerschrift ingediend. De zaak is ter zitting behandeld op 7 september 2007, waarbij appellant werd bijgestaan door mr. P. Sipma, advocaat te Drachten, en de verweerder werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente Boxtel.
De Raad van State overwoog dat de vergunning voor het houden van 95 stuks melkrundvee en 60 stuks jongvee was verleend, maar dat op 6 december 2006 het Besluit landbouw milieubeheer in werking was getreden. Dit besluit is van toepassing op melkrundveehouderijen en bevat bepalingen over de afstand tot nabijgelegen objecten. Ter zitting bleek dat de afstand tussen de dichtstbijzijnde woning en het emissiepunt van de stal meer dan 50 meter bedraagt, waardoor de inrichting onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw valt. De Raad concludeerde dat de vergunningplicht voor de inrichting was vervallen en dat de verweerder in strijd had gehandeld met de Wet milieubeheer door desalniettemin een vergunning te verlenen.
Het beroep van appellant werd gegrond verklaard, en de Raad van State vernietigde het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxtel. De Raad bepaalde dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en veroordeelde de gemeente Boxtel tot vergoeding van de proceskosten van appellant, alsook tot terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 10 oktober 2007.