ECLI:NL:RVS:2007:BB5203

Raad van State

Datum uitspraak
10 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701439/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vergunning voor melkrundveehouderij door de Raad van State

Op 10 oktober 2007 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlening van een revisievergunning voor een melkrundveehouderij, gelegen aan [locatie 1] te [plaats]. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van Boxtel op 9 januari 2007. Dit besluit werd op 18 januari 2007 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning heeft appellant, wonend te [woonplaats], beroep ingesteld bij de Raad van State op 27 februari 2007, met aanvullende gronden op 27 maart 2007. De verweerder heeft op 17 april 2007 een verweerschrift ingediend. De zaak is ter zitting behandeld op 7 september 2007, waarbij appellant werd bijgestaan door mr. P. Sipma, advocaat te Drachten, en de verweerder werd vertegenwoordigd door ambtenaren van de gemeente Boxtel.

De Raad van State overwoog dat de vergunning voor het houden van 95 stuks melkrundvee en 60 stuks jongvee was verleend, maar dat op 6 december 2006 het Besluit landbouw milieubeheer in werking was getreden. Dit besluit is van toepassing op melkrundveehouderijen en bevat bepalingen over de afstand tot nabijgelegen objecten. Ter zitting bleek dat de afstand tussen de dichtstbijzijnde woning en het emissiepunt van de stal meer dan 50 meter bedraagt, waardoor de inrichting onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw valt. De Raad concludeerde dat de vergunningplicht voor de inrichting was vervallen en dat de verweerder in strijd had gehandeld met de Wet milieubeheer door desalniettemin een vergunning te verlenen.

Het beroep van appellant werd gegrond verklaard, en de Raad van State vernietigde het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxtel. De Raad bepaalde dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en veroordeelde de gemeente Boxtel tot vergoeding van de proceskosten van appellant, alsook tot terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 10 oktober 2007.

Uitspraak

200701439/1.
Datum uitspraak: 10 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Boxtel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 januari 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een melkrundveehouderij gelegen aan [locatie 1] te [plaats]. Dit besluit is op 18 januari 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 26 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 maart 2007.
Bij brief van 17 april 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 september 2007, waar appellant in persoon en bijgestaan door mr. P. Sipma, advocaat te Drachten, en verweerder, vertegenwoordigd door B.A.P. van de Staak en ing. R.J.A.M. van Wersch, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij het bestreden besluit is een vergunning verleend voor het houden van 95 stuks melkrundvee en 60 stuks jongvee.
2.2.    Op 6 december 2006 is het Besluit landbouw milieubeheer (hierna: het Besluit landbouw) in werking getreden.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit landbouw is dit besluit van toepassing op een melkrundveehouderij.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, van het Besluit landbouw, voor zover hier van belang, is dit besluit niet van toepassing op een inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden die is gelegen op een afstand van minder dan 50 meter van een object categorie III of IV of V.
2.2.1.    Ter zitting is gebleken dat de afstand tussen de dichtstbijgelegen woning aan de [locatie 2] en het dichtstbijzijnde emissiepunt van de stal meer dan 50 meter bedraagt. Deze woning moet worden aangemerkt als een categorie IV-object in de zin van het Besluit landbouw. Nu de inrichting aan de minimaal vereiste afstanden uit artikel 4, tweede lid, van het Besluit landbouw voldoet en voorts niet is gebleken dat één van de andere uitzonderingsbepalingen van de artikelen 3 en 4 van het Besluit landbouw van toepassing is, moet worden geconcludeerd dat de inrichting onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw valt.
2.2.2.    Gezien het voorgaande is met ingang van 6 december 2006 de vergunningplicht voor de inrichting vervallen. Door desalniettemin een vergunning te verlenen heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 8.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer.
2.3.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De Afdeling zal op hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Gelet op het voorgaande komt de Afdeling niet toe aan bespreking van de beroepsgronden.
2.4.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boxtel van 9 januari 2007, kenmerk 2006756;
III.    weigert de gevraagde vergunning;
IV.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Boxtel tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Boxtel aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI.    gelast dat de gemeente Boxtel aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Fransen, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll     w.g. Fransen
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2007
407-517.