In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar, die op 22 december 2006 een eerder beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een besluit van de gemeenteraad van Castricum van 30 juni 2005, waarin werd verklaard dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor een specifiek gebied. Appellanten, die naast het betrokken perceel wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en het daaropvolgende besluit van de gemeenteraad van 12 januari 2006, waarin hun bezwaar ongegrond werd verklaard.
De Raad van State heeft de zaak op 20 september 2007 ter zitting behandeld, waarbij zowel appellanten als de gemeenteraad vertegenwoordigd waren. De gemeenteraad had het verzoek gedaan om vrijstelling op grond van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het vernieuwen van een werkplaats/machineberging op het perceel. De rechtbank had eerder overwogen dat de gemeenteraad een ruime beleidsvrijheid toekomt bij het nemen van een voorbereidingsbesluit en dat er geen reden was om te concluderen dat het voorgenomen bouwplan in planologisch opzicht onaanvaardbaar was.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de bezwaren van appellanten tegen het bouwplan in een later stadium aan de orde komen, wanneer de vrijstelling en bouwvergunning op basis van het voorbereidingsbesluit worden verleend. Het hoger beroep van appellanten werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.