ECLI:NL:RVS:2007:BB6787

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200705174/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • D. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht inzake revisievergunning varkenshouderij

Op 27 juni 2007 verleende het college van burgemeester en wethouders van Halderberge aan [vergunninghouder] een revisievergunning voor een varkenshouderij, gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 28 juni 2007 ter inzage gelegd. Verzoeker heeft op 19 juli 2007 beroep ingesteld tegen dit besluit, en op 23 juli 2007 verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 11 oktober 2007, waar verzoeker in persoon verscheen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door drs. J.A. Keij en ing. R. van Diepen. Ook vergunninghouder was aanwezig, bijgestaan door [gemachtigde] en R.A.A. Sneijders.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het besluit van verweerder onzorgvuldig was voorbereid, omdat er geen rekening was gehouden met de ingebrachte zienswijzen van verzoeker. Verweerder erkende deze fout en besloot het bestreden besluit in te trekken, waarna een nieuw besluit zou worden genomen. De Voorzitter besloot om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij het besluit van 27 juni 2007 werd geschorst. Tevens werd het college van burgemeester en wethouders van Halderberge veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker, tot een bedrag van € 51,27, en het griffierecht van € 143,00 diende ook vergoed te worden.

De uitspraak werd openbaar gedaan op 23 oktober 2007, en de Voorzitter benadrukte dat het oordeel voorlopig was en niet bindend in de bodemprocedure. De zaak illustreert de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming in het bestuursrecht, vooral bij het verlenen van vergunningen.

Uitspraak

200705174/2.
Datum uitspraak: 23 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Halderberge,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2007 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een varkenshouderij, gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 28 juni 2007 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 19 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 24 juli 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 23 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 24 juli 2007, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2007, waar verzoeker, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. J.A. Keij, ambtenaar van de gemeente, en ing. R. van Diepen, werkzaam bij de Regionale Milieudienst West-Brabant, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghouder, in persoon en bijgestaan door [gemachtigde] en R.A.A. Sneijders, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoeker betoogt dat verweerder bij zijn beslissing ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de door hem ingebrachte mondelinge zienswijzen.
2.3.    Ter zitting heeft verweerder erkend dat hij bij zijn beslissing ten onrechte niet de ingebrachte zienswijzen heeft betrokken. Het besluit zal dan ook worden ingetrokken, de aanvraag en het ontwerp van het besluit zullen opnieuw ter inzage worden gelegd en vervolgens zal een nieuw besluit worden genomen, aldus verweerder.
Gelet op het vorenstaande is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht onzorgvuldig voorbereid.
2.4.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Halderberge van 27 juni 2007, kenmerk HA6V6915;
II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Halderberge tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 51,27 (zegge: eenenvijftig euro en zevenentwintig cent); het dient door de gemeente Halderberge aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de gemeente Halderberge aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Van Leeuwen
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2007
373-517.