ECLI:NL:RVS:2007:BB7304

Raad van State

Datum uitspraak
7 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704182/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • L.F. Egmond
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring uitwerkingsplan Tuinpark door college van burgemeester en wethouders van Lansingerland

Op 6 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland het uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan deellocatie Tuinpark" vastgesteld. Dit plan betreft de ontwikkeling van tien vrijstaande woningen in een gebied dat is bestemd voor wonen. Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland heeft op 24 april 2007 goedkeuring verleend aan dit wijzigingsplan. Appellanten, die een woning tegenover het plangebied hebben gekocht, hebben op 18 juni 2007 beroep ingesteld tegen dit goedkeuringsbesluit, met aanvullende gronden op 17 juli 2007. De zaak is behandeld op 23 oktober 2007, waarbij appellanten werden bijgestaan door mr. W.G. van Schie, en de verweerder werd vertegenwoordigd door drs. K.P. Spannenburg en mr. L.F.W. Snoep-Refwutu.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat het uitwerkingsplan in strijd is met de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Appellanten hebben aangevoerd dat de te realiseren woningen te dicht op de erfgrens worden gebouwd, wat leidt tot uitzichtverlies, verlies van privacy en zonlicht. Het college heeft echter gesteld dat het plan voldoet aan de uitwerkingsregels en dat de afstand tot de woningen van appellanten niet onevenredig is. De Afdeling heeft vastgesteld dat het uitwerkingsplan niet voldoet aan de maximale bouwhoogte zoals vastgesteld in het bestemmingsplan "De Tuinen". Ondanks dat er al een bouwvergunning was verleend, heeft de Afdeling geoordeeld dat appellanten nog steeds belang hebben bij de uitspraak.

De Afdeling heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland vernietigd en goedkeuring aan het uitwerkingsplan onthouden. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellanten en het griffierecht. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 7 november 2007.

Uitspraak

200704182/1.
Datum uitspraak: 7 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 6 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland (hierna: het college) het uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan deellocatie Tuinpark" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 24 april 2007, kenmerk nr. PZH-2007-109991A beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 18 juni 2007, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 17 juli 2007.
Bij brieven van 21 september 2007 en 28 september 2007 heeft het college nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
Bij brief van 9 oktober 2007 heeft [partij] die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen een reactie ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 oktober 2007, waar appellanten in persoon en bijgestaan door mr. W.G. van Schie, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, verweerder, vertegenwoordigd door drs. K.P. Spannenburg, ambtenaar bij de provincie, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.F.W. Snoep-Refwutu, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het uitwerkingsplan strekt tot uitwerking van de bestemming "Uit te werken gebied voor wonen (UW)" uit het bestemmingsplan "De Tuinen" en voorziet in de ontwikkeling van tien vrijstaande woningen. Verweerder heeft het uitwerkingsplan goedgekeurd omdat hij geen reden heeft gezien het uitwerkingsplan in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening of het recht. Appellanten hebben een woning gekocht tegenover het plangebied en richten zich in beroep tegen dit goedkeuringsbesluit.
2.2.    Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan moet worden uitgewerkt volgens bij het plan te geven regelen. Bij de beslissing over de goedkeuring van een uitwerkingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregelen is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) rust daarnaast op verweerder de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan gegeven regelen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3.    Appellanten voeren aan dat de te realiseren twee-onder-een-kap woningen te dicht op de erfgrens worden gerealiseerd. Gelet op de hoogte van de te realiseren woningen vrezen appellanten voor uitzichtverlies, verlies van privacy en verlies van zonlicht.
2.3.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat het plan voldoet aan de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan "De Tuinen". Voorts meent het college dat het uitwerkingsplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Daartoe voert hij aan dat de afstand van de te realiseren woningen ten opzichte van de woning van appellanten niet dusdanig klein is dat er sprake is van een onevenredige beperking van het woongenot. Verweerder heeft ingestemd met het standpunt van het college met betrekking tot de ingebrachte zienswijze.
2.3.2.    Het gebied waarop het uitwerkingsplan betrekking heeft, heeft in het bestemmingsplan "De Tuinen" de bestemming "Uit te werken gebied voor wonen (UW)" gekregen. Ingevolge artikel 8, tweede lid, onder a, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, mogen woningen vrijstaand, halfvrijstaand of aaneen worden gebouwd. Blijkens de plankaart, in combinatie met artikel 13 van de planvoorschriften van het bestemmingsplan "De Tuinen" mag de maximale hoogte van de woningen 11 meter zijn. Op de plankaart van het uitwerkingsplan is wel de maximale goothoogte van de te realiseren woningen opgenomen, maar niet de maximale hoogte van de in het plan voorziene woningen. Nu het hierdoor in beginsel mogelijk is woningen te realiseren die hoger zijn dan de in het bestemmingsplan aangegeven maximale bouwhoogte, is het uitwerkingsplan in zoverre in strijd met het bestemmingsplan vastgesteld. De omstandigheid dat in de toelichting bij het uitwerkingsplan staat vermeld dat de bouwhoogte bijna 10 meter zal bedragen, maakt dit niet anders, aangezien aan de plantoelichting op zichzelf geen bindende betekenis toekomt. Ter zitting is gebleken dat door het college reeds op 26 juli 2007 een bouwvergunning is verleend voor de bouw van de woningen welke in het uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt. Tegen deze bouwvergunning zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat deze bouwvergunning thans in rechte vast staat. Hoewel dit betekent dat met de bouw van de woningen ter plaatse kan worden gestart, volgt hieruit niet - in tegenstelling tot hetgeen de gemeenteraad ter zitting heeft gesteld - dat appellanten geen belang hebben bij een uitspraak in deze procedure.
Door het uitwerkingsplan op dit punt goed te keuren hebben verweerders gehandeld in strijd met artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Awb.
2.4.    Het beroep is derhalve gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Nu er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, ziet de Afdeling aanleiding om goedkeuring te onthouden aan het uitwerkingsplan.
2.5.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 24 april 2007, kenmerk PZH-2007-10991 A;
III.    onthoudt goedkeuring aan het uitwerkingsplan;
IV.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Zuid-Holland aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI.    gelast dat de provincie Zuid-Holland aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Egmond, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra     w.g. Egmond
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 november 2007
426.