ECLI:NL:RVS:2007:BB7772
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- M. Oosting
- D. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake wijziging inrichting Jaarbeurs Utrecht
Op 1 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht een verklaring afgegeven met betrekking tot de verandering van de inrichting van de Jaarbeurs aan de Croeselaan te Utrecht. Deze verklaring is gebaseerd op artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer. De stichting 'Stichting Stedenbouwkundig Herstel Stationsgebied Utrecht' en de stichting 'Stichting Stop Luchtverontreiniging Utrecht' hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak is behandeld op 25 oktober 2007, waarbij de verzoekers vertegenwoordigd waren door drs. C. van Oosten en de verweerder door ir. J.H.M. Kerp. Ook de Koninklijke Nederlandse Jaarbeurs was als partij aanwezig, vertegenwoordigd door mr. F.M.G.M. Leyendeckers.
De verzoekers stelden dat het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd was, met name waarom de gemelde verandering geen aanleiding gaf tot toepassing van de artikelen 8.22, 8.23 of 8.25 van de Wet milieubeheer. Zij voerden aan dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit van het verkeer dat aan de inrichting is toe te rekenen, niet in de beoordeling zijn meegenomen. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vastgesteld dat verweerder in het bestreden besluit weliswaar heeft verklaard dat de gemelde verandering geen aanleiding geeft tot toepassing van de genoemde artikelen, maar dat dit niet voldoende gemotiveerd was.
De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening, omdat artikel 8.19, tweede lid, van de Wet milieubeheer geen grondslag biedt voor de gevraagde beoordeling van de luchtkwaliteit. De beslissing op het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, en de Voorzitter heeft aangegeven dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond.