ECLI:NL:RVS:2007:BB8368

Raad van State

Datum uitspraak
12 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706561/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving Wet milieubeheer te Amsterdam

In deze zaak hebben verzoekers op 28 augustus 2007 een verzoek ingediend bij de Raad van State om handhavend op te treden tegen een fontein op de kruising van de Hogeweg met de Linnaeusparkweg te Amsterdam. Verzoekers stellen dat deze fontein een inrichting is in de zin van de Wet milieubeheer en dat de geluidgrenswaarden, zoals vastgesteld in het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer, worden overschreden. Verweerder, het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer, heeft het verzoek afgewezen, waarop verzoekers bezwaar hebben gemaakt. Op 10 september 2007 hebben zij de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De zaak is behandeld op 29 oktober 2007, waar verzoekers in persoon aanwezig waren, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door mr. B.A. Jong, advocaat te Amsterdam. Ook het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam was vertegenwoordigd door ambtenaren. De Voorzitter heeft overwogen dat er onvoldoende gegevens zijn om te bepalen of de fontein als inrichting onder de Wet milieubeheer valt. Een nader onderzoek is noodzakelijk, maar valt buiten het kader van deze procedure.

De Voorzitter concludeert dat het verzoek om de fontein stil te leggen een te vergaande maatregel is, vooral omdat een besluit op het bezwaar van verzoekers binnen afzienbare tijd te verwachten is en de fontein op 1 december 2007 voor enkele maanden buiten werking zal worden gesteld. Daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 november 2007.

Uitspraak

200706561/1.
Datum uitspraak: 12 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2007 heeft verweerder het verzoek van verzoekers om handhavend op te treden ten aanzien van de, naar verzoekers stellen, inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op de kruising van de Hogeweg met de Linnaeusparkweg te Amsterdam afgewezen.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief van 10 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 12 september 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2007, waar verzoekers, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. B.A. Jong, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. M. Pietersz en J. Vonk, ambtenaren van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Verzoekers hebben verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het in werking zijn van de fontein op de kruising van de Hogeweg met de Linnaeusparkweg. Zij betogen dat verweerder heeft miskend dat de fontein een inrichting is als bedoeld in de Wet milieubeheer en dat het Besluit voorzieningen en installaties milieubeheer (hierna: het Besluit) van toepassing is. De in het Besluit gestelde geluidgrenswaarden worden overschreden indien de fontein in werking is. Verweerder is derhalve bevoegd ter zake handhavend op te treden en dient, aldus verzoekers, hieraan gevolg te geven.
2.2.    De Voorzitter overweegt dat het op basis van de hem thans voorgelegde gegevens niet mogelijk is een voorlopig oordeel te vormen omtrent de vraag of de fontein een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer is. Daartoe dient een nader onderzoek plaats te vinden, hetgeen het kader van deze procedure te buiten gaat.
De Voorzitter is van oordeel dat de door verzoekers gevraagde voorziening, het stilleggen van de fontein, een te ver gaande maatregel is, temeer nu een besluit op hun bezwaar binnen afzienbare termijn valt te verwachten en de fontein op 1 december 2007 voor enkele maanden nagenoeg geheel buiten werking wordt gesteld.
2.3.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting    w.g. Heijerman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 november 2007
255-529.