ECLI:NL:RVS:2007:BB8371

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702717/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van geluidgrenswaarden bij repetities van een muziekvereniging

In deze zaak heeft de Raad van State op 21 november 2007 uitspraak gedaan over een geschil tussen de vereniging 'Christelijke Muziekvereniging DAP Apeldoorn' en het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn. De zaak betreft een last onder dwangsom die op 3 oktober 2006 aan de muziekvereniging is opgelegd vanwege overtredingen van geluidgrenswaarden tijdens repetities op het buitenterrein van hun clubhuis aan de Lolbroekseweg 6 te Apeldoorn. De muziekvereniging heeft bezwaar gemaakt tegen deze last, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard op 9 maart 2007. Hierop heeft de vereniging beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het geluidonderzoek dat in 2004 is uitgevoerd, aantoont dat de geluidgrenswaarden zijn overschreden. De vereniging betoogde dat het geluidonderzoek niet meer actueel was, omdat er in de omgeving nieuwe bebouwing was gekomen. De Raad van State oordeelde echter dat de aanwezigheid van deze nieuwe gebouwen geen wezenlijke verandering teweeg had gebracht in de situatie, en dat het college bevoegd was om handhavend op te treden. De Raad benadrukte dat het algemeen belang van handhaving in dit geval zwaarder weegt dan de belangen van de muziekvereniging.

De Raad van State concludeerde dat het beroep van de muziekvereniging ongegrond was en dat de opgelegde last onder dwangsom terecht was gehandhaafd. De uitspraak bevestigt de noodzaak voor handhaving van geluidgrenswaarden, zelfs als er slechts beperkte klachten zijn van omwonenden. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200702717/1.
Datum uitspraak: 21 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Christelijke Muziekvereniging DAP Apeldoorn", gevestigd te Apeldoorn,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 3 oktober 2006 heeft verweerder aan appelante een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 9 maart 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft verweerder het door appellante hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 16 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 18 april 2007, beroep ingesteld.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door A.J. Westerveld en S. van der Meulen en verweerder, vertegenwoordigd door R.A. Feber en H.J.M. Langes, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante heeft een clubhuis met een buitenterrein aan de Lolbroekseweg 6 te Apeldoorn. Verweerder heeft bij een op 8 april 2004 uitgevoerd geluidonderzoek (hierna: het geluidonderzoek) geconstateerd dat tijdens het uitvoeren van repetities op het buitenterrein van deze inrichting de in voorschrift 1.1.1 van bijlage B van het Besluit horeca-, sport- en recreatieinrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) gestelde geluidgrenswaarden gedurende de avondperiode zijn overtreden. De bij het besluit van 3 oktober 2006 opgelegde last onder dwangsom strekt tot voorkoming van herhaling van deze overtreding.
2.2.    Appellante betoogt dat het geluidonderzoek niet meer actueel en representatief is, waardoor verweerder dit geluidonderzoek ten onrechte aan het primaire besluit ten grondslag heeft gelegd. Zij voert aan dat de situatie na het geluidonderzoek is gewijzigd, nu in de directe omgeving van het clubhuis meer bebouwing - waaronder een uit meerdere bouwlagen bestaande sportschool en een uit meerdere bouwlagen bestaand appartementencomplex - is gekomen.
2.3.    Uit het geluidonderzoek kan worden afgeleid dat tijdens de repetities bij een aanzienlijk aantal woningen in de omgeving de in het Besluit gestelde geluidgrenswaarden worden overtreden. Verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat de aanwezigheid van een aantal nieuwe gebouwen in de omgeving van het clubhuis daarin geen wezenlijke verandering heeft gebracht. Deze gebouwen hebben slechts voor een gedeelte van de in de omgeving gelegen woningen afschermde werking. Ook zonder het verrichten van een nieuw geluidonderzoek kon verweerder ten tijde van het opleggen van de last concluderen dat nog steeds een overtreding van de in het Besluit gestelde geluidgrenswaarden plaatsvond. Dat dit het geval is blijkt overigens ook uit een recent door verweerder uitgevoerd geluidonderzoek. Verweerder was bevoegd om tegen deze overtreding handhavend op te treden.
2.4.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.5.    Appellante betoogt dat handhavend optreden onevenredig is in verhouding met de daarmee te dienen belangen, nu slechts één persoon over geluidsoverlast klaagt en de duur en frequentie van de mogelijke geluidsoverlast die omwonenden door de overtreding kunnen ondervinden beperkt is.
2.6.    Verweerder ontvangt reeds gedurende enkele jaren klachten over geluidoverlast vanwege het in werking zijn van de inrichting. Het aantal klagenden of het aantal indieners van een verzoek tot handhaving is voor de rechterlijke toetsing van een besluit tot handhaving op zichzelf niet van belang. Dat een overtreding door het overgrote deel van de (direct) omwonenden mogelijk niet als overlast wordt ervaren, neemt niet weg dat de in het Besluit gestelde geluidgrenswaarden zijn overschreden. In zoverre heeft verweerder terecht geen bijzondere omstandigheid aanwezig geacht om af te zien van handhavend optreden. Hetgeen appellante in beroep betoogt geeft geen aanleiding voor het oordeel dat handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, dat daarvan moet worden afgezien. Verweerder heeft gelet op het voorgaande terecht de last onder dwangsom opgelegd en deze last in bezwaar terecht gehandhaafd.
2.7.    Het beroep is ongegrond.
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll     w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2007
262-517.