ECLI:NL:RVS:2007:BB8377

Raad van State

Datum uitspraak
13 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707820/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen vergunning voor mosselzaadvisserij in de Waddenzee

In deze zaak hebben verzoeksters, waaronder de vereniging 'Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee', een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit besluit, genomen op 8 november 2007, verleende vergunning voor het opvissen van maximaal 15 miljoen kg mosselzaad in de westelijke Waddenzee, met een geldigheidsduur van 13 november 2007 tot en met 31 december 2007. Verzoeksters hebben bezwaar aangetekend tegen dit besluit en vroegen de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening te treffen, in afwachting van de uitkomst van hun bezwaar.

De Voorzitter, R.J. Hoekstra, heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. In zijn overwegingen merkte hij op dat de verzoeksters niet voldoende hebben aangetoond dat de rapporten waarop het bestreden besluit is gebaseerd, gebreken vertonen die de minister zouden moeten weerhouden van het verlenen van de vergunning. De rapporten, waaronder de 'Passende Beoordeling van de mosselzaadvisserij' en de 'Inventarisatie van het wilde mosselbestand', zijn door de Voorzitter als voldoende onderbouwd beschouwd. De Voorzitter wees erop dat de verzoeksters eerder aangevoerde argumenten in een eerdere uitspraak al waren behandeld en dat de minister had voorzien in monitoring en adaptief management om eventuele schadelijke gevolgen voor de natuurwaarden van de Waddenzee te voorkomen.

De uitspraak benadrukt het belang van wetenschappelijke onderbouwing bij besluiten die invloed hebben op de natuur en de noodzaak voor vergunninghouders om zich aan de voorwaarden van de vergunning te houden. De Voorzitter concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de verleende vergunning schadelijke gevolgen zou hebben voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Waddenzee, en dat de verzoeksters onvoldoende nieuwe argumenten hadden aangedragen die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.

Uitspraak

200707820/1.
Datum uitspraak: 13 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging "Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee", gevestigd te Harlingen, en anderen,
verzoeksters,
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 13 november 2007 om 09.30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. R.J. Hoekstra, Voorzitter
Ambtenaar van Staat: mr. P.J.A.M. Broekman
Verschenen:
Verzoeksters, vertegenwoordigd door mr. R.C.M. Kamsma, advocaat te Leeuwarden en [deskundige];
Verweerder, vertegenwoordigd door mr. C. Vermeulen,                           J.M.M. Kouwenhoven en K. Laros, ambtenaren van het ministerie;
vergunninghoudster de vereniging "Vereniging Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur", vertegenwoordigd door mr. P.W.H.M. Haans, advocaat te Bergen op Zoom, [voorzitter] van het bestuur en mr. H. van Geesbergen, secretaris van het bestuur, bijgestaan door [deskundige] .
1. Procesverloop
Het verzoek richt zich tegen het besluit van verweerder van 8 november 2007, waarbij verweerder vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 heeft verleend voor het opvissen van maximaal 15 miljoen kg mosselzaad in de westelijke Waddenzee vanaf 13 november 2007 tot en met 31 december 2007. Verzoeksters hebben, hangende het hiertegen door hen ingediende bezwaar, de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter
wijst het verzoek af.
Daartoe overweegt hij het volgende.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit de 'Passende Beoordeling van de mosselzaadvisserij in het sublitoraal van de westelijke Waddenzee najaar 2007- fase 2' en het rapport 'Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Waddenzee in het najaar van 2007' ten grondslag gelegd. Weliswaar hebben verzoeksters gesteld dat desbetreffende rapporten onjuiste uitgangspunten en lacunes vertonen, maar zij hebben niet gestaafd dat deze rapporten en de daaraan ten grondslag gelegde onderzoeken zodanige gebreken vertonen dat verweerder het bestreden besluit daarop niet heeft mogen baseren. Het door verzoeksters thans integraal ingebrachte 'Auditverslag inzake een tweetal passende beoordelingen van de mosselzaadvisserij', SOVON 2007, ziet niet op de passende beoordeling die met het oog op de onderhavige vergunningaanvraag is opgesteld. Overigens ziet de Voorzitter in dat auditverslag onvoldoende aanknopingspunten voor het standpunt dat, indien de thans vergunde hoeveelheid mosselzaad van de specifiek aangewezen instabiele mosselbanken wordt opgevist, significante negatieve effecten zullen ontstaan voor de kwalificerende natuurwaarden van de Waddenzee. Verzoeksters hebben verder aspecten genoemd waarop de Voorzitter reeds is ingegaan in de uitspraak van 10 september 2007, in de zaak no.
200706297/1. De Voorzitter verwijst in zoverre naar deze uitspraak. Voor zover verzoeksters thans andere aspecten met betrekking tot de najaarsmosselzaadvisserij hebben aangevoerd, bieden deze geen grond voor het oordeel dat verweerder zich op basis van de ten tijde van het nemen van het bestreden besluit best beschikbare wetenschappelijke kennis niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat de verleende vergunning geen schadelijke gevolgen heeft voor de instandhoudingsdoelstellingen van de Waddenzee. Hierbij is in aanmerking genomen dat is voorzien in continue monitoring en adaptief management met betrekking tot de onder de verleende vergunning vallende wilde mosselbanken, waarbij onmiddellijk kan worden ingegrepen indien er onverhoopt toch schadelijke gevolgen voor de kwalificerende waarden van de Waddenzee zouden dreigen te ontstaan.
w.g. Hoekstra                   w.g. Broekman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
12.