ECLI:NL:RVS:2007:BB8401

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702785/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • S. Scheerhout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor samenvoegen van zelfstandige woonruimten in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep van appellanten tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer ongegrond werd verklaard. Het dagelijks bestuur had op 18 maart 2005 vergunning verleend voor het samenvoegen van zelfstandige woonruimten in Amsterdam, onder bepaalde voorwaarden. Appellanten waren het niet eens met de voorwaarden, met name de financiële compensatie van € 10.527,00 voor het verlies van woonoppervlakte. Ze stelden dat zij gerechtvaardigd vertrouwen hadden op een lagere compensatie op basis van mededelingen van een ambtenaar van het stadsdeel.

De rechtbank oordeelde dat de ambtenaar geen bindende toezegging had gedaan en dat de appellanten niet konden afgaan op de mededelingen die zij hadden ontvangen. De nieuwe verordening die op 31 oktober 2005 was vastgesteld, had geen invloed op de reeds genomen besluiten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en bindende toezeggingen van overheidsfunctionarissen en de noodzaak voor burgers om zich bewust te zijn van de voorwaarden en regelgeving die van toepassing zijn op hun aanvragen.

Uitspraak

200702785/1.
Datum uitspraak: 21 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/3936 van de rechtbank Amsterdam van 8 maart 2007 in het geding tussen:
appellanten
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer van de gemeente Amsterdam.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 18 maart 2005 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) aan appellanten en anderen vergunning onder voorwaarden verleend voor het samenvoegen van de zelfstandige woonruimten, gedeeltelijk [locatie 1] en [locatie 2], en gedeeltelijk [locatie 1] en [locatie 3], te Amsterdam naar twee zelfstandige woonruimten.
Bij besluit van 12 juli 2005 heeft het dagelijks bestuur het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 maart 2007, verzonden op 9 maart 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 16 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 11 juni 2007 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 september 2007, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S. Rodenburg, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Aan het in bezwaar gehandhaafde besluit heeft het dagelijks bestuur de voorwaarde verbonden dat een financiële compensatie van € 10.527,00 voor het verlies van 58 m2 woonoppervlakte moet worden voldaan. Dit bedrag is voor de helft aan appellanten toegerekend.
2.2.    Appellanten betogen, samengevat weergegeven, dat de rechtbank heeft miskend dat zij aan mededelingen van [ambtenaar], een ambtenaar bij de sector wonen en werken van het stadsdeel Oost/Watergraafsmeer, het gerechtvaardigd vertrouwen konden ontlenen dat nieuwe regels zouden worden vastgesteld op grond waarvan het door hen te betalen bedrag aan financiële compensatie de helft lager zou uitvallen dan het bedrag dat bij het primaire besluit is vastgesteld.
2.3.    Op 31 oktober 2005 is de nieuwe Verordening op de woonruimte-onttrekking en samenvoeging stadsdeel Oost/Watergraafsmeer 2005 (hierna: de verordening) door de stadsdeelraad vastgesteld. Reeds voorafgaande aan dat tijdstip is appellanten gebleken dat de nieuwe regels voor hen niet zouden leiden tot een lager bedrag aan financiële compensatie.
2.4.    De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat [ambtenaar] voorafgaand aan het primaire besluit geen uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en ongeclausuleerde toezegging aan appellanten heeft gedaan. De rechtbank heeft in dat verband met juistheid verwezen naar de aan appellanten gerichte en door [ambtenaar] ondertekende brief van 28 juni 2004. Hierin staat, kort weergegeven, vermeld dat een evaluatie van het toen geldende beleid inzake woonruimte-onttrekking heeft geresulteerd in een aanbeveling om soepeler  beleid vast te stellen waarin het samenvoegen van woningen wordt toegestaan onder gunstiger voorwaarden wat betreft de financiële compensatie en dat de aanvraag van appellanten wordt aangehouden totdat dit nieuwe beleid en de nieuwe verordening door de stadsdeelraad zijn vastgesteld.
Appellanten hadden uit deze brief kunnen en derhalve ook moeten afleiden dat de regels niet reeds in voor hen positieve zin waren gewijzigd en dat de hierin aangekondigde nieuwe beleidsnota en nieuwe verordening nog goedkeuring door de stadsdeelraad behoefden. De omstandigheid dat [ambtenaar], naar appellanten stellen, hetzelfde ook meerdere malen mondeling heeft verklaard, doet er niet aan af dat die goedkeuring noodzakelijk was en dat [ambtenaar], naar appellanten konden weten, niet bij machte was te garanderen dat ze zou worden gegeven.
De vraag of [ambtenaar] bevoegd was een dergelijke toezegging te doen kan, gelijk de rechtbank heeft gedaan, onbesproken blijven nu van een toezegging op grond waarvan door appellanten een geslaagd beroep kon worden gedaan op het vertrouwensbeginsel geen sprake is.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Scheerhout, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom     w.g. Scheerhout
Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2007
318.