ECLI:NL:RVS:2007:BB8891

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200706772/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • M. Duursma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake emissienormen voor ENCI B.V. in Maastricht

Op 21 augustus 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg op verzoek van ENCI B.V. een voorschrift verbonden aan de deelrevisievergunning voor een cement- en klinkerproductie-installatie in Maastricht. Dit besluit werd aangevochten door de stichting 'Stichting ENCI STOP', die op 20 september 2007 beroep instelde en op 25 september 2007 verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 6 november 2007, waarbij verzoekster werd vertegenwoordigd door drs. ing. J.G. Vollenbroek en verweerder door mr. J.J.A.G. Werkhoven en ir. J.M. Diphoorn. Tijdens de zitting betoogde verzoekster dat de emissienorm in het voorschrift hoger was dan in de deelrevisievergunning was opgenomen. De Voorzitter van de Raad van State oordeelde echter dat dit betoog feitelijk onjuist was, aangezien de emissievracht van 90 kg/u overeenkwam met de eerder aangevraagde norm van 375 ton/jaar. De Voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De beslissing werd op 19 november 2007 openbaar gemaakt, waarbij de Voorzitter en de ambtenaar van Staat, mr. M. Duursma, aanwezig waren.

Uitspraak

200706772/2.
Datum uitspraak: 19 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting "Stichting ENCI STOP", gevestigd te Maastricht,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 21 augustus 2007 heeft verweerder, voor zover hier van belang, op verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ENCI B.V. (hierna: vergunninghoudster) krachtens artikel 8.24 van de Wet milieubeheer een voorschrift verbonden aan de krachtens deze wet op 24 maart 1998 aan vergunninghoudster verleende deelrevisievergunning voor een inrichting voor het produceren van cement en klinker aan de Kanaalweg 15 te Maastricht (hierna: de inrichting).
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 20 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 21 september 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 25 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 26 september 2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door drs. ing. J.G. Vollenbroek, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.J.A.G. Werkhoven en ir. J.M. Diphoorn, ambtenaren in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster gehoord, vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat te Maastricht, en [medewerker], werkzaam bij vergunninghoudster.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Bij het bestreden besluit heeft verweerder op verzoek van vergunninghoudster krachtens artikel 8.24 van de Wet milieubeheer en met toepassing van voorschrift 1.6 van de bijlage bij het Besluit verbranden afvalstoffen voorschrift Jc2 aan de deelrevisievergunning van 24 maart 1998 verbonden. Hierin is bepaald dat, voor zover hier van belang, de uitworp van zwaveloxiden (SOx uitgedrukt als SO2) uit de schoorsteen van de oven 8, gemiddeld over een voortschrijdende periode van 10 dagen, niet meer mag bedragen dan 90 kg/u.
2.3.    Verzoekster heeft ter zitting haar verzoek tot dit voorschrift beperkt. Zij betoogt dat de bij dit voorschrift gestelde emissienorm hoger is dan de norm die overeenkomstig de aanvraag van vergunninghoudster in de deelrevisievergunning was opgenomen.
2.4.    Dit betoog mist feitelijke grondslag. De thans bij het bestreden besluit in het aan de deelrevisievergunning verbonden voorschrift Jc2 voor zwaveldioxide opgenomen emissievracht van 90 kg/u komt overeen met de emissievracht van 375 ton/jaar die op 13 juli 1997 is aangevraagd en dienovereenkomstig in die vergunning was opgenomen. Van een verruiming van de emissienorm als door verzoekster betoogd is derhalve geen sprake. Voorts is ter zitting bevestigd dat de bedrijfsvoering door het bestreden besluit ook overigens in zoverre niet is veranderd.
2.5.    Gelet op het voorgaande is de Voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid.
2.6.    De Voorzitter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd     w.g. Duursma
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2007
195-378.