ECLI:NL:RVS:2007:BB8902

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200707419/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • R.I.Y. Lap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake lasten onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van milieuwetgeving

Op 12 oktober 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant aan [vergunninghoudster] lasten onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer en artikel 13 van de Wet bodembescherming. Tegen dit besluit hebben verzoeksters bezwaar gemaakt. Op 19 oktober 2007 hebben zij de Voorzitter van de Raad van State verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De zaak is behandeld op 12 november 2007, waar verzoeksters vertegenwoordigd waren door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Rosmalen, en de verweerder door J.J.A.M. Bertens en O.L. Zavelyeva, beiden ambtenaar van de provincie.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de rechtspersoon aan wie het besluit van 12 oktober 2007 is gericht, niet bestaat. Verweerder heeft verklaard dat hij bij het vaststellen van de overtreder is afgegaan op de vermelding van de naam [vergunninghoudster] op de website van de betrokken rechtspersoon. Na raadpleging van het handelsregister van de Kamer van Koophandel bleek dat deze rechtspersoon niet bestaat. Verweerder heeft toegezegd het besluit te herroepen.

Aangezien het besluit niet is gericht aan de verzoeksters, kunnen zij niet worden aangemerkt als belanghebbenden bij dit besluit. Dit betekent dat zij geen dwangsommen zullen verbeuren en dat hun bezwaar niet-ontvankelijk verklaard moet worden. De Voorzitter heeft daarom het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2007.

Uitspraak

200707419/1.
Datum uitspraak: 21 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeksters], beide gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 12 oktober 2007 heeft verweerder aan [vergunninghoudster] lasten onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer en artikel 13 van de Wet bodembescherming.
Tegen dit besluit hebben verzoeksters bezwaar gemaakt.
Bij brief van 19 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2007, hebben verzoeksters de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 november 2007, waar verzoeksters, vertegenwoordigd door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Rosmalen, en [directeur], en verweerder, vertegenwoordigd door J.J.A.M. Bertens en O.L. Zavelyeva, beiden ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Verzoeksters hebben onder meer gesteld dat de rechtspersoon, waaraan het besluit van 12 oktober 2007 is gericht, niet bestaat.
2.1.1.    Het besluit van 12 oktober 2007 is gericht aan [vergunninghoudster]. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij bij het vaststellen van de overtreder aan wie het besluit zou moeten worden gericht, is afgegaan op de vermelding van de naam [vergunninghoudster] op de website van [vergunninghoudster]. Naderhand is hem bij raadpleging van het handelsregister van de Kamer van Koophandel gebleken dat deze rechtspersoon niet bestaat. Verweerder heeft ter zitting toegezegd dat hij het besluit van 12 oktober 2007 om deze reden zal herroepen.
2.1.2.    Nu, gezien het vorenstaande, het besluit van 12 oktober 2007 niet is gericht aan verzoeksters doch aan een niet bestaande rechtspersoon, kunnen verzoeksters niet worden aangemerkt als belanghebbenden bij dit besluit. Het is immers duidelijk dat zij geen dwangsommen zullen verbeuren. Nu hun bezwaar tegen dit besluit derhalve niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard, ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.2.    Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld     w.g. Lap
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2007
288.