200702229/1.
Datum uitspraak: 28 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nrs. 06/6400 en 07/417 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem van 7 februari 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Rozendaal.
Bij besluit van 16 februari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rozendaal (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van een woning op het perceel [locatie 1] te Rozendaal (hierna: het perceel).
Bij besluit van 31 oktober 2006 heeft het college, voor zover thans van belang, het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 16 februari 2006 herroepen en opnieuw vrijstelling en bouwvergunning verleend.
Bij uitspraak van 7 februari 2007, verzonden op 16 februari 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Arnhem (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het door appellanten daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 27 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 april 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 6 juni 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 november 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. E.H.M. Harbers, advocaat te Arnhem, en het college, vertegenwoordigd door C.A.H.M. Gebbing, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder], in persoon, als partij gehoord.
2.1. Het bouwplan voorziet in een uitbreiding van de woning op het perceel met een badkamer, toilet en wachtkamer op souterrainniveau en een portaal op het niveau van de begane grond. Het portaal heeft een oppervlakte van 11 m² en een hoogte van 2,85 m vanaf het maaiveld. De uitbreiding is tegen de woning aangebouwd en door een deur daarmee verbonden.
2.2. Het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij de gronden van appellanten zijn verworpen die betrekking hebben op het verlenen van vrijstelling met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.3. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO, voor zover thans van belang, kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk, intergemeentelijk of regionaal structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.
Ingevolge het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen. Gedeputeerde staten kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing.
Ingevolge de vrijstellingslijst ex artikel 19, lid 2, van de WRO, die op 15 november 2005 door het college van gedeputeerde staten van Gelderland is vastgesteld, voor zover thans van belang, kunnen voorontwerpplannen met een positief artikel 10 Bro-advies van de provinciale diensten en de VROM-inspectie basis bieden voor vrijstellingen op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO.
2.4. Appellanten betogen tevergeefs dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het bouwplan niet valt in de door het college van gedeputeerde staten van Gelderland aangegeven categorieën van gevallen. De voorzieningenrechter heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat het bouwplan valt in de hierboven weergegeven categorie van gevallen. Niet is vereist dat een ontwerp van het bestemmingsplan "Kom 2005" ter visie is gelegd.
2.5. Appellanten betogen voorts dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het bouwplan niet is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Daartoe voeren zij aan dat het bouwplan in strijd is met het voorontwerpbestemmingsplan "Kom 2005" (hierna: het voorontwerpbestemmingsplan) dat als ruimtelijke onderbouwing dient. Volgens appellanten dient het portaal als uitbreiding van de woning te worden aangemerkt en mag het derhalve niet buiten de op de plankaart aangegeven woningvlakken worden gebouwd.
2.5.1. Op het perceel rusten blijkens het voorontwerpbestemmingsplan de bestemmingen "Wonen" en "Tuinen".
Blijkens artikel 1, aanhef en onder 2, van de voorschriften van het voorontwerpbestemmingsplan (hierna: de voorontwerpplanvoorschriften) wordt in dit plan onder aanbouw verstaan: een al of niet voor bewoning bestemd gebouw dat aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat.
Blijkens artikel 1, aanhef en onder 14, van de voorontwerpplanvoorschriften wordt in dit plan onder bouwvlak verstaan: een op de plankaart door bouwgrenzen omsloten oppervlakte van gronden op en in welke gebouwen zijn toegestaan.
Blijkens artikel 1, aanhef en onder 32, van de voorontwerpplanvoorschriften wordt in dit plan onder woningvlak verstaan: een op de plankaart als zodanig aangegeven vlak van gronden waar de woning mag of de woningen mogen worden gebouwd.
Blijkens artikel 5, derde lid, aanhef en onder a, van de voorontwerpplanvoorschriften mogen woningen uitsluitend binnen de op de plankaart aangegeven woningvlakken worden gebouwd, met de voorgevels in of gekeerd naar de bouwgrenzen.
Blijkens het derde lid, aanhef en onder g, voor zover thans van belang, mogen aan- of uitbouwen uitsluitend binnen bouwvlakken, woningvlakken inbegrepen, worden gebouwd tot een diepte van 3 m uit de gevels van de woning en de verlengden daarvan.
2.5.2. Het portaal is aan de woning aangebouwd en staat daarmee in directe verbinding. De voorzieningenrechter heeft het portaal dan ook terecht aangemerkt als een aanbouw als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder 2, van de voorontwerpplanvoorschriften. Dat het portaal naar de mening van appellanten architectonisch niet ondergeschikt is aan de woning en dat de functie van het portaal naar de mening van appellanten niet aan de functie van de woning ondergeschikt is, betekent, gelet op artikel 1, aanhef en onder 2, van de voorontwerpplanvoorschriften, niet dat het portaal niet als aanbouw is aan te merken.
De voorzieningenrechter heeft terecht geoordeeld dat het portaal niet in strijd met het voorontwerpbestemmingsplan buiten de op de plankaart aangegeven woningvlakken wordt gebouwd, zodat het bouwplan niet deswege een goede ruimtelijke onderbouwing ontbeert.
2.6. Appellanten betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college niet in redelijkheid vrijstelling heeft kunnen verlenen. Daartoe voeren zij aan dat de inbreuk op privacy van de bewoners van de woning aan de [locatie 2] te Rozendaal, die het bouwplan teweegbrengt, niet is meegewogen bij het besluit om vrijstelling te verlenen.
2.6.1. De beslissing al dan niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van - in dit geval - het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit om de vrijstelling te verlenen heeft kunnen komen.
De voorzieningenrechter heeft deze vraag terecht bevestigend beantwoord, daarbij overwegend dat de gevolgen van het bouwplan niet zodanig zijn dat het college bij zijn belangenafweging niet een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang van Vos bij vergroting van zijn woongenot, ongeacht of naar de mening van appellanten noodzaak bestaat bij het bouwen van een portaal, dan aan de belangen van appellanten. De voorzieningenrechter heeft daarbij terecht in aanmerking genomen dat de aanbouw aan de zijde van de [locatie 2] een blinde muur kent en gesitueerd is op ongeveer 5 m van de woning aan de [locatie 2].
2.7. Voor zover appellanten zich richten tegen het voorontwerpbestemmingsplan "Kom 2005", kan dit in deze procedure niet aan de orde komen.
2.8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd voor zover aangevallen.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2007