200702718/1.
Datum uitspraak: 28 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/2980 van de rechtbank 's-Gravenhage van 21 februari 2007 in het geding tussen:
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.
Bij besluit van 28 maart 2003 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) appellant onder aanzegging van bestuursdwang gelast achttien pleziervaartuigen, alsmede de daarbij in gebruik zijnde aangelegenheden, steigers, palen en andere voorzieningen in de Hoornsloot nabij de Kleipoel te Alkemade, te verwijderen.
Bij besluit van 1 juni 2004 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 februari 2007, verzonden op 8 maart 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 17 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 18 april 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 april 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 21 juni 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 september 2007, waar appellant in persoon is verschenen.
De Afdeling heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Desgevraagd door de Afdeling bij brief, verzonden op 19 september 2007, heeft het college bij brief van 26 september 2007 schriftelijke inlichtingen verstrekt. Appellant heeft daarop bij brief van 18 oktober 2007 een reactie gegeven. Met toestemming van partijen is afgezien van een nadere zitting en is het onderzoek bij brief van 5 november 2007 door de Afdeling gesloten.
2.1. Niet in geschil is dat het bieden van gelegenheid tot het hebben van ligplaats voor pleziervaartuigen en het daartoe in gebruik geven van de in het besluit van 28 maart 2003 genoemde voorzieningen zonder ontheffing ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Verordening watergebieden en pleziervaart Zuid-Holland (hierna: de verordening), in strijd is met de artikelen 14 en 17 van die verordening en dat appellant ten tijde van voormeld besluit niet meer beschikte over een zodanige ontheffing.
2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. Appellant betoogt dat het college niet in redelijkheid heeft mogen overgaan tot handhaving omdat concreet zicht op legalisatie bestaat. Daartoe voert hij aan dat provinciale staten het voornemen hebben de verordening in te trekken. Voorts wijst appellant op het toekomstige ligplaatsenplan "Van Wijde Aa tot Kagerplassen" (hierna: het ligplaatsenplan), dat zou voorzien in het verantwoord creëren van aanlegplaatsen voor, onder meer, pleziervaartuigen, in het bijzonder bij agrariërs. Voorts betoogt appellant dat op grond van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost plus (hierna: het bestemmingsplan) pleziervaartuigen op de betrokken locatie mogen afmeren.
2.4. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om tot handhaving over te gaan.
Het college heeft in zijn brief van 21 juni 2007 medegedeeld dat de verordening wat betreft het onderhavige gebied eerst per 1 juli 2008 zal worden ingetrokken. Uit de brief van het college van 26 september 2007 blijkt voorts dat op 20 december 2006, derhalve geruime tijd na het nemen van het besluit op bezwaar, een ontwerp-ligplaatsenplan aan de indertijd betrokken gedeputeerde is aangeboden. Het college heeft zich bij het besluit op bezwaar daarom terecht op het standpunt gesteld dat er op dat moment geen concreet zicht bestond op legalisatie.
Het betoog van appellant dat het overgangsrecht van het bestemmingsplan op de door hem geboden ligplaatsen van toepassing is, kan niet leiden tot het ermee beoogde resultaat, reeds omdat dit overgangsrecht er niet aan kan afdoen dat de aanwezigheid van de ligplaatsen in strijd is met de verordening.
Tot slot is door appellant aangevoerd, de omstandigheid dat het afmeren van pleziervaartuigen een noodzakelijke bijverdienste is naast zijn inkomsten uit zijn melkrundveehouderij. De rechtbank heeft in zoverre terecht verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2002 in zaak no.
200105136/1, inzake de weigering van het college om de aan appellant verleende ontheffing als bedoeld in artikel 25 van de verordening met meer dan twee jaar te verlengen. Over het door appellant gestelde financiële belang is in die uitspraak door de Afdeling overwogen dat hij reeds bij besluit van 4 mei 1993 van het college een termijn tot 1 januari 2000 heeft gekregen waarbinnen hij zijn bedrijfsvoering kon aanpassen.
Evenmin als de rechtbank ziet de Afdeling grond voor het oordeel dat sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat het college in dit geval had behoren af te zien van handhaving.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Scheerhout, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Scheerhout
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2007