ECLI:NL:RVS:2007:BB9461

Raad van State

Datum uitspraak
30 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200704707/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A. Kosto
  • W.H. Tulmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Enschede-Noord

Op 30 september 2006 heeft de gemeenteraad van Enschede het bestemmingsplan "Enschede-Noord" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 23 augustus 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat er een brandweerpost met oefenruimte wordt opgericht tegenover hun woningen. De zaak is ter zitting behandeld op 23 november 2007, waar verzoekers in persoon verschenen, bijgestaan door Th.H.W. Juta, en verweerder vertegenwoordigd door A. van Maurik, ambtenaar van de provincie. Ook de gemeenteraad van Enschede was vertegenwoordigd door R.P.C. Lefeu.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn oordeel aangegeven dat het verzoek om voorlopige voorziening geen spoedeisend belang heeft. Dit is gebaseerd op het feit dat een deel van de gronden voor de brandweerkazerne nog niet door de gemeente Enschede is verworven en er geen zicht is op de termijn voor verwerving en uitvoering. Daarnaast hebben verzoekers ook verzocht om een voorlopige voorziening tegen de (mede-)bestemming "Bedrijven" die is toegekend aan gronden ten zuiden van hun woningen. De Voorzitter heeft geoordeeld dat het bestemmingsplan de feitelijke situatie vastlegt en dat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien, waardoor ook dit verzoek werd afgewezen.

De beslissing van de Voorzitter is niet bindend in de bodemprocedure en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De Voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat op 30 november 2007 openbaar is uitgesproken.

Uitspraak

200704707/2.
Datum uitspraak: 30 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2006 heeft de gemeenteraad van Enschede het bestemmingsplan "Enschede-Noord" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 19 juni 2006, nr. 2007/041 beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 23 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 24 augustus 2007, beroep ingesteld.
Bij afzonderlijke brief van 23 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op 24 augustus 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2007, waar verzoekers in persoon, en bijgestaan door Th.H.W. Juta, en verweerder, vertegenwoordigd door A. van Maurik , ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Verder is ter zitting als partij gehoord de gemeenteraad van Enschede, vertegenwoordigd door R.P.C. Lefeu.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekers hebben de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen ten einde te voorkomen dat alvorens een uitspraak in de bodemzaak zal zijn gedaan, tegenover hun woningen een brandweerpost met oefenruimte wordt opgericht.
2.2.1.    Ten noorden van de woningen van verzoekers kan na toepassing van de in artikel 9, achtste lid, onder a, van de planvoorschriften vervatte vrijstellingsbevoegdheid, een brandweerkazerne worden opgericht. Ter zitting is gebleken dat een deel van desbetreffende gronden nog niet door de gemeente Enschede is verworven. Thans bestaat nog geen zicht op de termijn waarbinnen deze gronden worden verworven, wanneer vrijstelling wordt verleend en wanneer daadwerkelijk met de uitvoering van de werkzaamheden wordt begonnen. Gelet hierop is de Voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid, en dient het verzoek te worden afgewezen.
2.3.    Verzoekers hebben tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen ten einde te voorkomen dat de (mede-)bestemming "Bedrijven", die is toegekend aan gronden ten zuiden van hun woningen, in werking treedt. Daartoe voeren zij aan dat het als zodanig bestemmen van zogenoemde categorie-3 bedrijven in een woonwijk in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
2.4.    Met het toekennen van de bestemming is onder meer beoogd een galvanisch bedrijf en een stalling voor touringcars als zodanig te bestemmen. Deze bedrijven hebben zich ter plaatse gevestigd in strijd met het destijds geldende bestemmingsplan. Het bestemmingsplan biedt tevens de mogelijkheid na een verleende vrijstelling zogenoemde categorie-3 bedrijven op te richten, daar waar thans bedrijven tot maximaal categorie-2 feitelijk aanwezig zijn en volgens het bestemmingsplan ook zijn toegelaten. Ter zitting is van de zijde van de gemeenteraad van Enschede verklaard dat geen verzoeken voor het verlenen van een dergelijke vrijstelling zijn ontvangen. Nu het bestemmingsplan de feitelijke situatie vastlegt en voorts geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien, is de Voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid, en dient het verzoek te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.H. Tulmans, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto     w.g. Tulmans
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2007
381.