200702145/1.
Datum uitspraak: 5 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/685 van de rechtbank Assen van 6 februari 2007 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Tynaarlo.
Bij besluit van 29 maart 2006, voorbereid met toepassing van afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, heeft het college van burgemeester en wethouders van Tynaarlo (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Exploitatie Maatschappij Arti Imfa B.V." (hierna: Arti Imfa) vrijstelling verleend voor het aanleggen van 50 parkeerplaatsen achter het perceel Hoofdweg 266 te Paterswolde.
Bij uitspraak van 6 februari 2007, verzonden op 13 februari 2007, heeft de rechtbank Assen het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 26 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 27 maart 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brieven van 29 en 31 mei 2007 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het college en Arti Imfa. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 november 2007, waar appellant, in persoon, en het college, vertegenwoordigd door J.E. Ploeger en drs. E.D.F. de Boer, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Arti Imfa, vertegenwoordigd door mr. drs. V.N. Mantel, advocaat te Rotterdam, gehoord.
2.1. Bij uitspraak van heden, met nr.
200706200/1, heeft de Afdeling het tegen het besluit omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan "Eelde-Paterswolde kern" ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dit bestemmingsplan is daarmee in rechte onaantastbaar geworden. Het bestemmingsplan "Eelde-Paterswolde kern" voorziet in het juridisch-planologische kader voor de ontwikkeling van een parkeerterrein, waarop (ook) de vrijstelling betrekking heeft en is de titel voor de ruimtelijke ingreep waartegen appellant zich keert. Het belang bij beoordeling van de aangevallen uitspraak is derhalve vervallen.
2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2007