ECLI:NL:RVS:2007:BB9481

Raad van State

Datum uitspraak
5 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702222/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • W. van den Brink
  • C.J.M. Schuyt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning intrekking en geschil over renovatie van achteraanbouw in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 14 februari 2007 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van een bouwvergunning door het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid. De bouwvergunning, verleend op 9 maart 2005, betrof het herstellen van de fundering van de achteraanbouw van een perceel in Amsterdam en het inpandig veranderen van de begane grond. Het dagelijks bestuur had de bouwvergunning ingetrokken na bezwaar van meerdere partijen, waaronder [partij sub 1] tot en met [partij sub 6]. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de vergunning terecht was, waarop appellant in hoger beroep ging.

De Raad van State heeft de zaak op 3 september 2007 behandeld. Appellant, vertegenwoordigd door mr. B. Külbs, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. I.H. van den Berg, waren aanwezig. De Raad overwoog dat het bouwplan voorziet in bouwkundige voorzieningen voor de aanwezige winkel en dat het perceel onder het bestemmingsplan "Vondelpark Concertgebouwbuurt" valt, dat woningen en winkels toestaat. De Raad concludeerde dat de rechtbank terecht oordeelde dat het dagelijks bestuur de bouwvergunning mocht intrekken, omdat het bouwplan niet voldeed aan de voorwaarden voor gedeeltelijke vernieuwing of verandering zoals gesteld in de planvoorschriften.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 5 december 2007.

Uitspraak

200702222/1.
Datum uitspraak: 5 december 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/4583 van de rechtbank Amsterdam van 14 februari 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2005 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid (hierna: het dagelijks bestuur) appellant bouwvergunning verleend voor, voor zover thans van belang, het herstellen van de fundering van de achterliggende aanbouw op het perceel
[locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) en het inpandig veranderen van de begane grond, de achteraanbouw inbegrepen.
Bij besluit van 11 augustus 2005 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door [partij sub 1], [partij sub 2], [partij sub 3], [partij sub 4], [partij sub 5] en [partij sub 6] gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de aldus verleende bouwvergunning ingetrokken.
Bij uitspraak van 14 februari 2007, verzonden op 15 februari 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 28 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 26 april 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 16 mei 2007 heeft [partij sub 1] een reactie ingediend. Deze is aan de andere partijen toegezonden.
Bij brief van 24 mei 2007 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. B. Külbs, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. I.H. van den Berg, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is daar [partij sub 1] in persoon gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het bouwplan voorziet in enige bouwkundige voorzieningen ten behoeve van de in het gebouw aanwezige winkel.
2.2.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Vondelpark Concertgebouwbuurt" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Woningen (W)" met, voor zover thans van belang, de nadere aanduiding "Winkels toegestaan" en de bestemming "Tuinen I".
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden met de bestemming "Woningen (W)" bestemd voor gestapelde en niet-gestapelde woningen.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, zijn de gronden met de bestemming "Tuinen I" bestemd voor tuinen en de daarbij behorende voetpaden.
Ingevolge artikel 22, eerste lid, onder a, voor zover thans van belang, mag bebouwing die op de eerste dag van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestond en wat betreft de bestemming niet met het bestemmingsplan overeenstemt gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, mits daardoor geen grotere afwijking van het bestemmingsplan ontstaat.
2.3.    Niet in geschil is dat de achteraanbouw op de eerste dag van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan bestond, als bedoeld in voormelde bepaling.
2.4.    Appellant betoogt dat de rechtbank, door te oordelen dat het dagelijks bestuur de bouwvergunning mocht intrekken, heeft miskend dat het ten onrechte heeft aangenomen dat het bouwplan in het geheel renoveren van de bestaande achteraanbouw voorziet, en niet slechts in gedeeltelijke vernieuwing of verandering.
2.4.1.     Volgens de bouwtekeningen bij de bouwvergunning is de bestaande fundering van de achteraanbouw onbekend en wordt een nieuwe aangebracht. Ter zitting is zijdens appellant toegelicht dat in de bestaande vloer van de begane grond twee gaten zullen worden gehakt, waarin ten behoeve van de nieuwe fundering twee palen worden aangebracht. Bovenop de bestaande vloer wordt vervolgens een nieuwe laag gestort, die de verbinding vormt tussen de fundering en de bestaande bouw. De bouwtekeningen laten voorts zien dat ook aan de wanden, die in de huidige situatie op enkele plaatsen niet meer in verbinding staan met de verzakte vloer, en aan het dak verbeteringen zullen worden aangebracht. Verder zullen in de achteraanbouw een toilet en een pantry worden aangebracht.
Onder die omstandigheden en gezien de slechte bouwkundige staat van de achteraanbouw, heeft de rechtbank in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het bouwplan niet in een gedeeltelijke vernieuwing of verandering, als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder a, van de planvoorschriften voorziet.
2.5.    De voorgedragen beroepsgrond faalt. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. C.J.M. Schuyt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb    w.g. Klein Nulent
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2007
218-530.